Mijn fiets

Bijna een week thuis na mij bypass-operatie. Ik voel me iedere dag wat beter. Heel langzaam bouw ik mijn conditie op: een paar keer per dag naar buiten, geen tilwerk, iedere keer wat langer op de hometrainer. De ongemakken (trekkende wonden, bij de operatie geblutste spieren, op de rug slapen) zijn draaglijk. Veel hartpatiënten hebben na een ingreep last van angst en depressies. Ik heb er (vooralsnog) geen weet van. Enkele lotgenoten vertelden me dat ze teleurgesteld waren in hun lichaam, ze voelden zich in de steek gelaten door een lijf waar ze goed voor hadden gezorgd. Ook dat gevoel is mij vreemd. Ik zie mijn lichaam meer als een ... fiets. De fietsenmakers (!) hebben 'm zo goed mogelijk in elkaar gezet met het materiaal dat ze voorhanden hadden. Het ene onderdeel is van betere kwaliteit dan het andere. En na 65 jaar begint de boel uiteraard te verslijten. Er moet gesleuteld, gerepareerd en vervangen worden. Zelf ben ik ook niet altijd zuinig omgesprongen met mijn fiets: ik liet 'm wel 'ns te lang in de regen staan, ik smeerde de ketting met het verkeerde middel, ik reed rond op te zachte banden, ik liet 'm meermaals stuiteren. Met een optelsom als deze is het eigenlijk een wonder dat er met die fiets van mij nog gefietst kan worden.

Fiets uit mijn geboortejaar.



In goede handen

De zaalarts van de hartbewaking komt me vertellen dat ik over drie dagen word geopereerd. Ze is midden dertig, zwanger en de voorbije jaren fietste ze o.m. de Stelvio en de Galibier op. Ik ben in goede handen! Over mijn (over acht maanden) geplande beklimming van de Bonette hoef ik me volgens haar geen zorgen te maken: zo'n col kan ik tegen die tijd ook 'gebypasst' aan. Wie ben ik om te  twijfelen aan haar deskundigheid!
PS: Twee dagen later. Een afgetrainde chirurg uit het team dat me zal opereren komt kennismaken en uitleg geven. Zijn hobby? Fietsen, heel veel en bij voorkeur in het hooggebergte. Op de Intensive Care schijnen nog meer fietsfanaten rond te lopen. Je zou bijna blij zijn dat je een bypass moet krijgen!


In geuren en kleuren

'Eenmaal hartpatiënt, altijd hartpatiënt,' waarschuwde Wiebe kort nadat ik gedotterd was. Ik spoelde zijn opmerking, gebaseerd op jarenlange ervaring als huisarts, weg met een lekker pilsje: wat kon mij nog gebeuren met die stent! We zijn een half jaar verder nu. Twee weken geleden liet mijn hart mij op de Bemelerberg weten dat er weer sprake was van een nijpend zuurstoftekort, gisteren lag ik opnieuw in een Tilburgse hartkatherisatiekamer. Wat de Belgische cardioloog vaststelde was niet best. Ik hoor bij de 5% bij wie een stent niet het gewenste effect heeft. Er zit inmiddels zoveel aderwerk verstopt  dat alleen een bypass-operatie soelaas lijkt te bieden. Niet met de trein terug naar huis dus, maar met een ambulance naar een Maastrichts ziekenhuis. Nou ja, problemen zijn er om opgelost te worden. Zeker als er een oplossing voorhanden is. Het zal alleen wat langer duren eer ik weer in geuren en kleuren door de koolzaadlaan pedaleer.


D'n Armand

Gisteren is pater Armand B. op negentigjarige leeftijd overleden. Ik ben blij dat ik hem een maand of drie geleden nog heb bezocht en hem toen, zonder schijnbare aanleiding, nog 'ns heb gezegd hoe belangrijk hij voor mij is geweest. In 1966 kwam hij als nieuwe docent wiskunde in het Lierse Missiecollege, waar ik op internaat was. Hij werd al vlug prefect van de drie hoogste klassen en liet meteen een nieuwe wind door ons kostschoolleven waaien. Er kwam een abonnement op een krant, in de recreatieruimte werd een frisdrankenautomaat geplaatst, er mocht moderne muziek gedraaid worden (van Boudewijn de Groot tot de Beatles), we mochten zelfs meelopen in enkele betogingen (voor Leuven Vlaams!). Maar daar bleef het niet bij: een paar keer per jaar, en voor zover nodig was nog vaker, werd ieder van ons bij hem geroepen om antwoord te geven op zijn vragen omtrent God, Leven & Liefde. Hij wilde ons leren nadenken en zijn grootste wapen daarbij was zijn humor. Je liet je met plezier door hem uitdagen. Andere opvattingen hebben was toegestaan. Door de jaren heen ben ik contact met hem blijven houden. Ook als we elkaar een hele poos niet gezien, gesproken of geschreven hadden werd de draad weer moeiteloos opgepakt: hij gedroeg zich nog altijd als de docent en begeleider, ik voelde me weer die jongen van zeventien, ook al was ik inmiddels de veertig, de vijftig en uiteindelijk de zestig gepasseerd. In 2010 besloten we met een aantal kostschoolgangers één keer per jaar samen te komen in een Liers restaurant. Iedereen vond dat d'n Armand er ook bij hoorde. En d'n Armand, die vroeg meteen of we niet iedere week konden afspreken.
Het bericht van Armand's overlijden bereikte me gisteren toen ik in een druilerig Utrecht aan de wandel was met één slapende en één vrolijk zingende kleindochter. Dit stukje schrijf ik al fietsend door een druilerig Mergelland.

Lier 2012, aan het hoofd van de tafel: d'n Armand