In de maand juli fungeerde ik als koerier voor de bouwvakkers die in de buurt op de steigers stonden en op de hoogte gehouden wilden worden van de ontwikkelingen in de Tour. Transistorradio’s bestonden nog niet, live-uitzendingen op TV behoorden tot de verre toekomstdromen. Bahamontes, Darrigade, Anquetil, Gaul, Altig, Junkerman, Nencine, Walkowiak, De Bruyne: allemaal namen die werden opgeslagen in mijn jongenshoofd.
Amateurs die deelnamen aan de jaarlijkse 'Paastrofee van Godsheide' kwamen zich bij ons thuis omkleden. Het washok en het werkhuis werden voor hen opgeruimd. Ik verheugde me op de sterke geuren van massage-olie en ik bestudeerde de wonderlijke namen op de racefietsen die bij ons op de cour werden gezet: Groene Leeuw, Libertas, Flandria, Mercier.
Tijdens de vakanties beklom ik met mijn kinderfiets de Brug over het Albertkanaal, net zo vaak als nodig was om de Peyresourde, de Aspin, de Tourmalet en de Aubisque in mijn dromen overwonnen te hebben.
Godsheide, 1954: wedstrijd voor 'ambachten'. In het midden, met
sterretjestrui, mijn vader. Rechts van hem, op fiets,
jongentje met ijsje: ikke.