Het voornemen
Vanmorgen heb ik besloten me nooit meer te ergeren aan andere weggebruikers. Ook niet als het senioren zijn die, over de volle breedte van het fietspad pedalerend, mijn bel niet (willen) horen. Ook niet als het scholieren zijn die mijn bel wel horen maar geen zin hebben om plaats te maken. Ook niet als het een groep wielertoeristen betreft die me bij het inhalen bijna van de weg duwt. Ook niet als het e-bikers van middelbare leeftijd zijn die me op een helling met een grijns op hun gezicht voorbij rijden. Ook niet als het jongens op scooters zijn die haaientanden negeren en me met grote snelheid de pas afsnijden. Ook niet als het motorrijders zijn die tegen 100 km per uur langs me door razen op wegen waar ze hooguit 50 mogen rijden. Ook niet als het automobilisten zijn die zonder uitkijken vanaf een oprit het fietspad barricaderen. Ook niet als het landbouwers zijn die me op smalle wegen met hun grote tractoren dwingen het modderige gras op te zoeken. Ook niet als het voetgangers zijn die me, buiten de zebrazone en de andere kant op kijkend, plotseling voor de wielen lopen. Ook niet als het wandelaars zijn die druk kwebbelend hun honden niet aan de lijn houden waar dat wel verplicht is. Al deze weggebruikers zal ik, zo nam ik me voor, voortaan tegemoet treden met een vriendelijke groet. Vanmiddag, tijdens een nazomers rondje, heb ik het uitgeprobeerd. Het is in ieder geval behoorlijk rustgevend: geen ergernis, geen (neiging tot) gefoeter of gevloek en in plaats van boze reacties alleen maar verbaasde blikken. En tot driemaal toe een welgemeende sorry. Aan dat alles denkend vergat ik, toen ik bijna thuis was, op een rotonde voorrang te geven aan een jongedame op een snorfiets. Ik durf hier niet herhalen wat ze me naar mijn hoofd slingerde.