Kinderen leren doorgaans fietsen tussen hun vierde en vijfde levensjaar. Ze bepalen zelf wanneer ze er aan toe zijn. Onze kleindochter Maite (bijna vijf) toonde al een tijdje interesse maar gaf er iedere keer vlug de brui aan. Tot vorige week. Mijn zoon had de zijwieltjes van haar fietsje gehaald en Maite oefende een aantal keren met haar ouders. Tijdens onze oppasdag moesten we uiteraard naar het park, Maite wilde perse leren fietsen! Ik hoefde niet veel te doen: even vasthouden, zeggen dat ik naast haar bleef lopen en hup, ze fietste zomaar bij me vandaan. Apetrots was ze, joelend zat ze op de fiets. De afgelopen dagen logeerden Maite en haar zusje Suze (3) bij ons. Uiteraard kwamen de fietsjes mee en uiteraard moest er iedere dag gefietst worden: rondjes draaien op het plein waar we wonen, 'kilometers' maken langs de Maas, vaardigheden opdoen op een (verlaten) skatebaan. Ze leerde hoe je de trappers het best kunt zetten om te beginnen en hoe je achteruit moet trappen om te remmen, ze leerde dat je je goed moet concentreren en altijd vooruit moet kijken om goed in balans te blijven, ze leerde dat vallen (doorgaans) niet erg is en dat je, als je toch valt meteen weer op de fiets moet springen, ze leerde dat het des te leuker is als je iets probeert waar je angst voor had (zoals bergaf fietsen), ze leerde dat je 'vriendjes moet worden' met je fiets. Maite kreeg er geen genoeg van: 'Oh, ik vind fietsen zó leuk!'. Wat mij het meest verbaasde? Dat ze alles wat ik voorstelde uitvoerde, ook al was het nieuw voor haar, ook al had ze zo haar twijfels (en angst). Het onbegrensd vertrouwen van een kind? Tussendoor vroeg ze wie mij heeft leren fietsen en of ik het toen ook zo leuk vond. Tja, wat zou ik daar op geantwoord hebben!