Als we op onze Utrechtse kleindochters passen, willen Maite (7) en Suze (5) geregeld een rondje fietsen met opa Miel. Met hen samen op pad gaan vergt nog wat oefening, met ieder apart is geen probleem. Gisteren wilde Suze op haar fietsje tijdens het spitsuur over drukke wegen naar opa Jan. Omdat ik de weg naar het Wilhelminapark niet precies meer wist, sprak ik een jonge vrouw aan die haar bezorgde gevoelens niet verborg: ‘Toch niet met dat kind op zo’n gevaarlijke weg!’ Suze wilde per se verder en laveerde op de stukken zonder fietspad behendig langs de auto’s. Opa Jan was helaas niet thuis. Op de terugweg wist de voor me fietsende Suze waar we moesten oversteken en voor ik het in de gaten had stonden we halverwege de vierbaansweg tussen optrekkende auto’s te wachten tot we ook groen licht kregen voor het tweede gedeelte. Op mijn opmerking dat we wel erg vlug overstaken, reageerde Suze laconiek: ‘Het was toch groen opa!’ Eerder die middag nam Maite me op sleeptouw. Ze wilde een tekening afgeven bij een vriendinnetje en loodste me door straten waar ik nog nooit was geweest. Daarna wilde ze naar het kerkhof, naar het graf van haar onlangs overleden oma Ineke. Toen we de ingang van Begraafplaats Soestbergen passeerden, was ik ervan overtuigd dat we daar moesten zijn. Tussen de graven lopend, bezwoer Maite me: ‘Opa! Hier ben ik echt nog nooit geweest! Geloof me nou toch!’ Het graf van oma Ineke vonden we dus niet. Naar huis fietsend kwamen we een eindje verderop langs Begraafplaats Kovelswade. ’Hier moeten we zijn,’ gilde Maite. En inderdaad, ze liep zo naar het graf van haar oma. En ze wist waar je een gieter kunt pakken en vullen met water om de bloemen op het graf te besproeien. Toen we het kerkhof verlieten, stelde Maite vol trots vast dat dit ons eerste fietstochtje was waar zij mij de weg moest wijzen. Dat er nog veel van die tochtjes mogen volgen!