Koppels

Ieder jaar zie je steeds meer (echt)paren die zich op een racefiets of een daarvan afgeleid véhikel voortbewegen. Een tijdje geleden peddelden Paula en ik de Geulhemmerberg op. Halverwege stond een koppel van onze leeftijd langs de kant, de Giant aan de hand. De manier waarop ze met elkaar communiceerden beloofde weinig goeds. ‘Je kunt de pot op met je heuveltjes’ hoorden we haar sneren toen we passeerden, ‘ik stap af wanneer ik dat wil!’
Paula en ik konden een besmuikte glimlach niet onderdrukken, want herkenbaar was het zeker. Stel je voor, je stippelt in den vreemde een tocht uit van 80 kilometer die zwaarder in de benen kruipt dan gedacht. Na 50 km krijgt je beminde een geweldige klop van de hamer. Uit pure liefde ga je de route inkorten, maar na een dik uur blijkt dat je in plaats van je gevoel te volgen beter de kaart had meegenomen. In een onbekend gebied niet dit maar het volgend terrasje voorstellen als de ander hard toe is aan een kop koffie, is gevaarlijk, heel gevaarlijk, stel je voor dat je de eerste twintig kilometer geen terrasje meer tegenkomt.
Als je ons, koppels op de racefiets, ziet, is het dus altijd de vraag: bloeit of broeit er wat?