Mest

Vroeger was ik een mooi-weer-fietser. Het moest warm en droog zijn. Tegenwoordig fiets ik dwars door alle jaargetijden heen.
Ieder seizoen heeft zijn charmes. Ik weet waar je het rood van de ondergaande zon tegemoet kunt fietsen tussen bomen vol bloesem. Ik weet welke bossen en afdalingen voor verkoeling zorgen terwijl je alleen het gezoem van wielen en het gefluit van vogels hoort. Ik weet langs welke paden het leven het kleurrijkst vergaat. Ik weet boven welke akkers de nevel zich het mooist maakt voor de laagstaande zon.
Op de fiets gebruik je niet alleen je ogen en je oren maar ook je neus. Wanneer de temperatuur tot dertig graden stijgt, kun je de Belgische dorpjes Valmeer en Millen beter mijden. De stank die er uit de varkensstallen walmt is niet te harden. In de Kempense dennenbossen heb je daarentegen het gevoel dat je niet diep genoeg kunt inhaleren.
Laatst fietste ik met mijn vrouw van Dalhem naar ’s Gravenvoeren. Een tuinder had zijn aardbeienveld geheel overdekt met tenten. Het leek of we door een pot jam fietsten.
Binnenwegen leiden je langs weiden, velden en akkers. Boeren gebruiken verschillende soorten mest. Er is één soort die ik 'de echte' noem. De boeren in mijn geboortedorp maakten hun land vruchtbaar met pure, ordinaire stalmest. En dat vind ik lekker ruiken!