Juni 1998. Hier hebben we maanden naartoe geleefd. Ik ben met mijn collega's Albin en Paul op weg naar Bédoin, naar de voet van de Mont Ventoux. Nico, kok van professie, is chauffeur, cameraman en soigneur. Hij legt de wind stil en tovert opklaringen aan de hemel. De eerste kilometers van 'de Reus van de Provence' gaan geleidelijk omhoog. In St Estéve, waar de strook van negen kilometer aan 10% begint, schakel ik meteen naar mijn 39x28. Na zeven kilometer klimmen, halverwege het bos: achter me komt Paul in de problemen, voor me zie ik Albin over zijn stuur gebogen staan. Ik gebied mezelf voortdurend niet harder te fietsen dan ik ademen kan. Bij Chalet Reynard schuif ik het maanlandschap in. Ik blijf m’n eigen tempo fietsen, neem het landschap in me op en schud de uit steen gehouwen Tom Simpson een halve liter zweetdruppels toe. Na 21 kilometer en net binnen de twee uur kom ik als eerste op de top. Op de Ventoux-plaza wordt het steeds drukker. Er komen doorlopend wielertoeristen boven. Ze worden opgewacht door begeleiders, familieleden en clubgenoten, ze hebben allemaal hun eigen verhaal. Ik voel me 'frisser' dan verwacht, ik heb het gevoel dat ik menigmaal meer heb afgezien dan vandaag en krijg bijna spijt dat ik niet dieper ben gegaan. In de afdaling naar Malaucène laten we ons naar beneden vallen. Mijn teller geeft geregeld 75 km aan. Eenmaal onder kom ik met gemengde gevoelens tot de conclusie dat ik vandaag weer een ervaring rijker en een droom armer ben geworden.
Albin, Paul, Miel