Om het te maken in een sporttak moet je beschikken over talent, ambitie en geluk. Het laatste had ik niet nodig omdat het me in ruime mate aan de eerste twee ontbrak.
Als ik al ergens aanleg voor had, was het voor voetballen, meer bepaald voor het keepersvak. Mijn plezier (of mijn vlucht?) in het spel begon al vroeg. Het mooiste sinterklaascadeau dat ik ooit kreeg, was mijn eerste paar voetbalschoenen. Ik was zeven en soms, als ik in (de buurt van) een schoenwinkel kom, ruik ik ze weer.
Ik heb wat afgevoetbald: op straten, op speelplaatsen, op trapveldjes, op echte voetbalpleinen. Toen ik een jaar of zestien was, speelde ik een poosje drie wedstrijden per week: op woensdag met het schoolelftal, op zaterdag met een caféploeg en op zondag met de scholieren van Godsheide VV. Bij dat laatste elftal mocht ik in de voorhoede spelen (en scoren!) als we tegen zwakkere tegenstanders aantraden. Tegen de koplopers werd ik geacht het doel te verdedigen.
Later ben ik me helemaal gaan toeleggen op het keepen. In Maastricht speelde ik met St Annadal (het ziekenhuis waar ik werkte) drie jaar na elkaar de finale van een zware zomercompetitie. Mijn prestaties leverden me een aanbod op van een Maastrichtse club op. Ik ben er niet op ingegaan, ik geloofde zelf niet dat ik genoeg capaciteiten bezat.
Trouwens, ik haalde ook fratsen uit. Bij de eerste van de hierboven genoemde zomercompetities werden de finalerondes afgewerkt op één dag, in toernooivorm. Het was bloedwarm en tussen de wedstrijden zaten we te ouwehoeren op een terras. Uiteraard werd er pils gedronken. Over de finale schreef ik het volgende:
dat ik een jaar later als doelman van een ziekenhuiselftal
tijdens de finale van een toernooi behoorlijk beschonken was,
de nederlaag op mijn geweten kreeg en bij mijn tweede flater
een eerbiedwaardige internist ervan probeerde te overtuigen
dat het toch niet zo belangrijk kon zijn
dat er hier een bal tussen een paar palen in een net rolde
terwijl er op hetzelfde ogenblik
in Vietnam weer zoveel doden vielen,
dat kon uiteraard geen bijdrage
aan de goede gang van zaken zijn
Mijn mooiste voetbalherinneringen stammen echter uit een nog latere periode. Toen mijn zoontjes een jaar of vijf, zes waren, werd ik (meer dan) geregeld verwacht op een trapveldje. In de wedstrijdjes met en tegen de andere kinderen uit de buurt heb ik hen de eerste beginselen bijgebracht. Soms ging het er heftig aan toe, werd er meer been dan bal geraakt. Hoe vaak heb ik mijn nazaten toegeroepen dat ze moesten wrijven en doorgaan?
Langzaam maar zeker werd ik ingehaald door de tijd:
Niet roken pap, denk aan je loopvermogen pap,
hoe meer ik mijn zoontjes leer over positie kiezen, balcontrole,
inschuiven en steekpassen geven hoe vaker ik hijgend
in de diepte word gestuurd
1967: de scholieren van Godsheide VV
1967: de juniores van het Missiecollege Lier