In de binnenstad en de buitenwijken van Luik wemelt het van de klimmetjes, het ene al steiler en kasseivoller dan het andere. Roger en ik nemen even buiten Maastricht een ravel (randovélo), die ons langs het Albertkanaal en de Maas riching Ourthe leidt.
In Luik verlaten we het fietspad aan de Quaie de Wallonie en komen na enig zoekwerk aan de Rue de la Sèche, de eerste beklimming van de dag: smal, dicht langs de huizen, asfalt met veel gaten, uitschieters tot 24%. Meer moet dat niet zijn.
Na de afdaling krijgen we de Rue Coupée, vergelijkbaar met de Oude Kwaeremont. In het centrum van de Vurige Stede fietsen we de bekende Rue Pierreuse tegen het verkeer in omhoog. Ons tegemoet komende automobilisten maken er geen punt van, ze gaan zelfs aan de kant om plaats te maken. Wie hier negenhonderd meter kasseien aan 12% bedwingt mag de verkeersregels overtreden.
Op zoek naar de Rue Haute faalt mijn routebeschrijving hopeloos. We raken het spoor enige tijd bijster en tot overmaat van ramp wordt de klim opnieuw bestraat. Daarmee wordt hij van al zijn charmes (lees: lamentabele Waalse kasseien) beroofd.
Na de Rue Joseph Wauters en een lange afdaling bereiken we de voet van de Côte St Nicolas, één van de scherprechters in Luik-Bastenaken-Luik. Roger waant er zich VDB-zaliger, enkele voetballende jongens kijken hem bewonderend na.
De laatste helling in de reeks is de Rue des Escaliers, en die heeft zijn naam niet gestolen. Na een lange, steile aanloop moet je er letterlijk de trappen op, tenminste, als je niet wil verongelukken op het smal, gootachtig kasseienpad dat er tegen 20% langs loopt.
Omdat Roger in tijdnood zit, fietst hij aan een (voor mij) razend tempo dwars door Luik naar Visé en Ternaaien. De kop overnemen zit er niet in en ik probeer het ook niet: dan zou Roger pas echt te laat thuis zijn.