Vanmiddag onder een zomerse lentezon een rondje Mergelland gefietst. De hele weg zitten denken aan twee vlaaien. Wat is het geval.
Vorige week is de vader van vriend Jan plotseling overleden. Zonder ziek te zijn en precies zoals hij zichzelf altijd heeft toegewenst, is hij ’s avonds gaan slapen en niet meer wakker geworden. Vierentachtig was hij.
Vanmorgen woonde ik de uitvaartdienst bij. In zijn in memoriam vertelde Jan dat zijn vader, een minzaam man, de dag voor zijn dood nog twee vlaaien heeft gebakken. Eentje vonden ze op tafel, de ander in de koelkast. En op het bidprentje – het dialect is te mooi om te vertalen – staat o.a:
Oze pap, oze kameroad, kameroad van vöal luij.
Der daag veur heer der tusje oet prietsjde
how heer nog ea poar vlaaie gebakke.
Veer weate neet veur wea: neet veur zichzelf
in eeder geval.
Een mooie dag om vrede te hebben, met het leven en de dood.