Een tijdje geleden kwam ik op internet Herman L. tegen, de klas- en kostschoolgenoot die indirect aanleiding was voor de eerste politieke discussie bij ons thuis aan tafel. Dat wil zeggen: toen ik op een zondag, ergens in 1967, tijdens het middageten heel enthousiast begon te praten over Herman’s vader en zijn strijd voor de Vlaamse zaak, ging mijn vader woedend en zonder een woord te zeggen van tafel. Mijn moeder probeerde te sussen, zei dat ik daar nooit meer over moest beginnen, dat het met de oorlog te maken had, dat veel Vlaamsgezinden met de Duisters hadden geheuld, dat mijn vader in het verzet had gezeten. Na die dag kreeg ik stukje bij beetje te horen welke keuzes mijn vader op zijn twintigste had gemaakt.
Herman, die zich op de universiteit distantieerde van zijn vaders gedachtegoed en sinds die tijd politiek (en syndicaal) actief is voor de socialisten, liet me weten dat er één pater was die hij graag nog ‘ns terug wilde zien: den Armand.
Twee jaar geleden nog liet de tachtigjarige Armand zich niet door een paar glazen wijn en een whisky weerhouden om mij vrolijk en veilig met zijn auto van het restaurant naar de B&B te rijden waar ik logeerde. De afgelopen weken duurde het even eer ik er achter kwam waarom hij niet reageerde op mijn emails en telefoontjes: hij verblijft al enkele maanden in een verzorgingshuis om er te revalideren van twee knieoperaties. En dus sprak ik met den Herman af om den Armand te verrassen.
Het werd een gedenkwaardig weerzien gisteravond. Pater Armand, die wel zijn mobiliteit maar niet zijn humor kwijt is, worstelt nog met de naweeën van de narcose: het heeft hem heel wat moeite gekost om zijn geheugen weer een beetje op orde te krijgen.
Herman en ik doken na ons bezoek aan Armand de kroeg in en we bleken elkaar heel wat te vertellen te hebben: over het leven en de politiek, over hoe we terugkijken op de periode waarin we lotgenoten waren. Er zijn enkele gabbers uit die tijd met wie we allebei graag nog ‘ns rond een cafétafel willen zitten. Als ik het me goed herinner hebben we afgesproken dat we daar werk van gaan maken.
Vanmorgen werd ik in een hotel aan de oever van de Nete wakker met een lichte kater, de lucht was grijs, het miezerde en ik was blij dat ik me een dag eerder toch maar met de trein en niet met de fiets naar Lier had begeven.