Voorjaar 2011. Een tijdje terug kreeg ik een mail van Jean-Pierre, een achterneef die ik nog nooit heb ontmoet. Zijn vader, Georges Vanbrabant en mijn vader waren volle neven. Ze koersten in 1947 en 1948 samen bij de amateurs. Een jaar later stapte Georges over naar de beroepsrenners. Hij reed voor Peugeot-Dunlop, Vredestein en Plume Sport. Acht keer kwam hij bij de profs als winnaar over de meet.
Zijn beste prestaties leverde Georges, wiens naam ik geregeld hoorde in de koersverhalen van mijn vader, bij de amateurs. Hij hoorde in die categorie bij de top. Daarvan getuigen niet alleen de uitslagen en krantenartikels, maar ook zijn deelname aan de Olympische Spelen van Londen in 1948. Georges reed met het Belgisch team de ploegenachtervolging. In de kwartfinales werden ze uitgeschakeld door de Italianen, die later zilver wonnen.
Georges rekende erop dat hij ook de Olympische wegwedstrijd mocht rijden. De keuzeheren, die ter plekke een besluit zouden nemen, lieten hem echter om dubieuze redenen buiten de selectie. Georges was zo ontgoocheld dat hij meteen zijn koffers pakte. De medaille die iedere deelnemer aan de Olympische Spelen kreeg, heeft hij bij zijn thuiskomst in de originele verpakking in een la gestopt om ze er nooit meer uit te halen. Jean-Pierre vond de erepenning begin dit jaar, kort na het overlijden van zijn vader.
(Meer foto's van Georges en zijn medaille)