Waar komt mijn liefde voor de (race)fiets vandaan? Een kwestie van genen, opvoeding en levensgeschiedenis? Hoe zit het dan met mijn drie broers? Zij kregen net als ik op jonge leeftijd een koersfiets, ze werden net als ik mee ‘op oefening’ genomen door mijn vader, ze konden bovendien veel harder fietsen dan ik. Toch heeft geen van hen, op een enkele oprisping na, na z’n twintigste nog een racefiets aangeraakt.
Moet ik er dan maar vanuit gaan dat mijn hersenen die liefde per toeval geprogrammeerd hebben toen ze zichzelf organiseerden?
De foto die mijn vroegste jaren het mooist samenvat, dateert uit 1954. Het is Godsheide-kermis. Voor de start van de 'wielerwedstrijd voor ambachten' poseren vijf renners voor mijn ouderlijk huis. Ze worden omringd door supporters en dorpsjeugd. De coureur in het midden is mijn vader. Ik ben drie en zit op de fiets bij de tweede renner van links. Likkend aan een ijsje, tuur ik in de verte.
Als mijn brein zichzelf in die levensfase nog aan het organiseren was, is er wellicht iets van de dromerige ziel van dat jongetje in een of andere hersenkwab verzeild geraakt.
Klik op de foto voor een groter formaat.