Onlangs verscheen Geschiedenis van de literatuur in Limburg. Ik citeer uit de tekst op de achterflap: 'Geschiedenis van de literatuur in Limburg' biedt voor het eerst een uitgebreid overzicht van bijna duizend jaar Limburgse letteren. Het literaire landschap van Limburg is veeltalig (behalve Nederlands en Latijn ook veel Frans en streektaal) en zeer gevarieerd. Niet alleen geboren en getogen Limburgers, zoals Erycius Puteanus, Pascal Delruelle, Frans Erens, Pierre Kemp en Pé Hawinkels, krijgen volop aandacht. Er wordt ook stilgestaan bij werken met Limburg als locatie of thema. Door dit brede, grensoverschrijdende perspectief is 'Geschiedenis van de literatuur in Limburg' een veelkleurig overzichtswerk, dat zich niet beperkt tot proza en poëzie, maar ook ruimte biedt aan journalistiek werk van bijvoorbeeld Jozef Thissen en Willem K. Coumans en (lied)teksten van Toon Hermans, Gé Reinders en Jack Poels (Rowwen Hèze).
In dit prachtig uitgegeven boek, 756 pagina's dik, is ook een klein plekje voor mij ingeruimd. De (korte) bijdrage handelt voornamelijk over mijn poëzie over 'dood, eenzaamheid en verval'. Er wordt wel geëindigd met mijn wielerpoëzie: 'Een categorie apart zijn de gedichten over fietsen en wielrennen; daarmee schaart hij zich naast schrijvers als Jean Nelissen en Peter Winnen.' Mooi gezelschap, toch!