Allee

Een uurtje geleden fietste ik de Daalhemmerweg af. Met de wind in de rug zit je daar al vlug aan 55 á 60 km per uur. Voor het centrum van Valkenburg liggen enkele parkeervakken langs de dalerskant van de weg. Een tegemoetkomende auto draaide pal voor me de weg over om in te parkeren. Ik had hooguit een meter of vijf de tijd om te remmen en de auto te ontwijken. Omdat ik toch bijna stil stond, parkeerde ik mijn fiets naast het voertuig van mijn belager. Het volgende gesprek ontspon zich:
- Zeg meneer, wat u deed was wel heel gevaarlijk.
- Ik had u niet gezien.
- Als ik iets eerder was geweest, had ik echt pech gehad?
- Ik had u niet gezien, anders was ik wel gestopt.
- Dat mag ik hopen.
- Dan was ik echt gestopt.
- Zo gebeuren de ongelukken.
- Dat klopt.
- Allee, een fijne dag nog.
Terwijl ik de Cauberg op peddelde, probeerde ik een analyse te maken van mijn gedrag. Ik schrok niet, ik raakte niet in paniek, ik laveerde netjes met mijn fiets, ik werd niet boos, ik voelde geen ergernis én ik was beleefd tegen de automobilist: gaat het eigenlijk wel goed met mij?

De Daalhemmerweg