Dat er het afgelopen februariweekend veel lente in de lucht hing was in het Mergelland goed te merken op de fietspaden en binnenwegen: allerlei soorten fietsers en wandelaars probeerden te profiteren van de zon. De oefening in niet ergeren begon dit jaar al vroeg: spookfietsers die meer oog hadden voor de omgeving dan voor de tegenliggers, naast elkaar rijdende pedaleurs die geen aanstalten maakten om plaats te maken, groepjes wandelaars die de hele breedte van de weg in beslag namen. Dat belooft voor de komende zomermaanden, want ook de motorrijders hebben de smalste binnenwegen ontdekt. Anticiperen dus, niet ergeren, minder drukke wegen opzoeken (voor zover die er nog zijn), zorgen dat je zelf geen hinder veroorzaakt en heel subtiel je rechtmatige ruimte opeisen. Op zo'n dagen denk ik wel eens aan vroeger. Ik kreeg m'n eerste racefiets op m'n elfde, in 1962 en werd vanaf die tijd samen met mijn broer regelmatig mee op oefening genomen door mijn vader. Het rondje (van circa 80 km) dat we vaak fietsten: Godsheide, Bilzen, Riemst, Eben Emael, Hallembay, Hautain St Simeon, Tongeren, Guigoven, Kortessem, Wimmertingen, Godsheide. We volgden (vroeg in de ochtend) gewoon de provinciale weg, de voornaamste verbindingsweg tussen Hasselt en Maastricht / Luik. De autoweg tussen Hasselt en Luik moest nog aangelegd worden, het wielertoerisme was nog uitgevonden, fietspaden bestonden nog niet en een stoplicht kwam je maar heel sporadisch tegen. Zo nu en dan reed er een auto, een vrachtwagen of een bus met een brede boog om je heen. Het was wel streng verboden om naast elkaar te fietsen, ik heb er ooit een proces verbaal voor gekregen. Om in een dergelijke rust te kunnen fietsen moet je nu naar ver afgelegen gebieden. Het is niet anders, het wordt waarschijnlijk alleen maar drukker. Dadelijk stap ik weer op de fiets, op maandagochtend kom je in de regel enkel wat verdwaalde gepensioneerde wielertoeristen tegen, mensen zoals ik.