Eerste fietsvakanties

Mijn opa van moederszijde kwam uit Wellin, een dorpje in de Belgische provincie Luxemburg. Aan het eind van de WO I was hij gekazerneerd in Achel, waar hij mijn oma leerde kennen. Zijn zus Julie is altijd in Wellin blijven wonen. In 1965, ik was veertien, fietste ik er met mijn vader en mijn broer vanuit Godsheide naar toe, 160 kilometer dwars door de Ardennen. We logeerden bij tante Julie. Zij nam ons een dag later mee naar Beauraing, waar de H.Maagd Maria in 1933 verscheen. Weer een dag later fietsten we terug naar huis. Aan het eind van de heen- en terugreis bad ik dat ieder stoplicht op rood zou springen en elke slagboom bij een spoorwegovergang naar beneden zou gaan. 

Everard, Ivo en Johny waren de buurjongens die regelmatig gebruik maakten van de Groene Leeuw die een oud-wielrenner bij ons in het werkhuis had gestald. Met Johny en mijn broer fietste ik in 1967 naar de Belgische kust, een tocht van 210 km die we twee dagen later in de omgekeerde richting mochten overdoen. We logeerden in Bredene bij een boer, dat wil zeggen, we sliepen daar op een hooizolder. 
Op dag twee lagen we op het strand. Waar we ons wasten en naar de w.c. gingen, waar en wat we gegeten hebben, ik zou het niet meer weten. Wat ik me wel nog goed herinner is dat ik op de heenweg in Gent van vermoeidheid met mijn voorwiel in een tramrail terecht kwam. Gelukkig zonder erg.

Everard, Richard en ik waren een jaar of zeventien. De broer van Everard liep in 1968 tijdens de zomermaanden  stage in een fabriek in het Duitse Düren. Of we zin hadden hem een bezoekje te brengen! Honderdtwintig kilometer fietsen, en nachtje slapen en weer terug. Ik had een renfiets, Everard mocht de Groene Leeuw gebruiken, Richard verkoos zijn eigen sportfiets boven de koersvèlo van mijn vader. Veel wegwijzers waren er nog niet in die tijd. Tussen Aken en Düren vroegen we ons geregeld af of we in de goede richting reden. Passanten beantwoordden onze vraag steevast met 'Immer gerade aus'. Het werd de slagzin voor de rest van onze vakantie. Voor mij betekende de tocht een eerste kennismaking met het Mergelland. Ik was erg onder de indruk van de glooiende vergezichten tussen Maastricht en Aken. Op dat moment kon ik niet vermoeden dat het ooit mijn thuislandschap zou worden.


Mijn broer Raymond en ik in Dinant


Richard, Everard en ik