Mijn hele jeugd heb ik gevoetbald. Er waren periodes dat ik drie wedstrijden per week speelde: op woensdag met het schoolelftal, op zaterdag met een caféploeg, op zondag met de club van het dorp. Ik was even gek van de koers als van voetbal. Vanaf het moment dat ik - op m'n elfde - mijn eerste racefiets kreeg, ben ik begonnen met tochten maken en dat doe ik nu, meer dan zestig jaar later, nog steeds. Basket- en volleyballen deed ik ook, en met vriendjes richtte ik een heuse atletiekclub op. Had ik talent, blonk ik ergens in uit? Nee, ik hoorde overal bij de grote grijze middenmoot. Had ik plezier in al die sporten? Méér, véél meer dan gemiddeld. Als jongentje droomde ik er uiteraard van om keeper te worden van Real Madrid en met minuten voorsprong de Tour de France te winnen, maar ik zat er niet mee dat dit nooit zou gebeuren, aan mijn dromen had ik genoeg. Als je op sportgebied net zo talentloos bent als ik, kijk je met verbijstering naar wat anderen wel kunnen. Dat Philippe Gilbert de Cauberg opreed met een 53x16 (7 meter per omwenteling) vind ik onvoorstelbaar, ik krijg die versnelling niet eens rond gedraaid op het vlakke. Op mijn veertigste liep ik na een weddenschap met mijn zoontjes mijn enige halve marathon, vier rondjes van iets meer dan vijf kilometer. In mijn tweede rondje al werd ik gedubbeld door de latere winnaar, een Hongaar. Op zoek naar meer informatie over de Mont Ventoux kwam ik uit bij de blog van Jo Schoonbroodt, leeftijd- en streekgenoot en lange afstandsloper. En niet zo maar eentje, hij heeft het wereldrecord van de marathon voor 70-plussers. In 2000 liep hij de Mont Ventoux op vanuit Malaucène in 1u57'. Dat is 2 minuten sneller dan mijn snelste tijd … met de fiets! Wat doe je als je zo iets leest? Juist ja, je schrijft een baiku:
