De afbouw

Meneer Z

Vier van de negen verzorgingshuizen van de Stichting waarvoor ik werk, gaan sluiten. Een gevolg van het regeringsbeleid. Met de dubbele vergrijzing wordt de huidige ouderenzorg onbetaalbaar, zo zegt men. In totaal moeten 250 bewoners verhuizen naar een andere locatie. Omdat ik als cliëntadviseur belast ben met de wachtlijstbegeleiding en zorgtoewijzing voor de verzorgingshuizen, mag ik het hele traject begeleiden.
Er is veel verdriet, woede, verbijstering in de vier huizen. Het leven wordt er beheerst door onzekerheid: wanneer moet, wanneer mag ik weg, kan ik terecht in het verzorgingshuis dat mijn voorkeur heeft?
De 87 jarige meneer Z heeft pech. Drie jaar geleden woonde hij in een verzorgingshuis dat bij de nieuwbouw werd teruggebracht van 125 naar 25 plaatsen. Omdat hij niet in aanmerking kwam voor één van die 25 plaatsen, moest hij een keuze maken. Dat deed hij. Hij kan er wel mee lachen: ‘Het is te hopen dat het huis waar ik nu terecht kom, mij wel overleeft.’

 Mevrouw K

Ook het verzorgingshuis waar mevrouw K woont, wordt gesloten. Ik heb haar en haar zoon enkele weken geleden rondgeleid in het verzorgingshuis waar ze graag zo vlug mogelijk naar toe wil. Mevrouw K is een sympathieke en goedlachse dame van 92. Desondanks zal ze nog enige tijd geduld moeten hebben.
Tijdens de rondleiding kwamen we er achter dat haar kleinzoon een studiegenoot is van mijn zoon. Beide heren hebben nog geregeld contact. Vanmorgen kreeg ik een mailtje van mijn nazaat: als ik op korte termijn wat kan betekenen voor mevrouw K, wordt dat beloond met een etentje in een bekend restaurant!

Mevrouw H

Mevrouw H komt uit Oezbekistan en spreekt geen Nederlands. Ze verblijft in een verzorgingshuis dat over uiterlijk een jaar ontruimd moet zijn. Haar zoon woont om de hoek en bezoekt haar meerdere keren per dag. Als alternatief heeft hij het dichtst bijzijnde verzorgingshuis opgegeven. Dat ligt in de binnenstad. De enige kamer waar een schotelantenne aan de buitenmuur bevestigd kan en mag worden, is er vrij gekomen. Die reserveren we voor mevrouw H. We zijn blij dat ze op die manier in contact kan blijven met haar vaderland.
De zoon van mevrouw H is tot mijn verbazing alles behalve blij met het aanbod, hij is boos omdat zijn moeder nu al moet verhuizen. Met veel protest  stemt hij toe om op z’n minst te komen kijken naar de kamer. Op het afgesproken tijdstip meldt hij zich niet op de afgesproken plaats maar in een verzorgingshuis aan de rand van de stad. Dáár en dáár alleen wil zijn moeder over een jaar naartoe, dat gebouw heeft muren genoeg om een schotelantenne aan op te hangen! Zijn stem klinkt resoluut: zó doen we dat in Oezbekistan!

Echtpaar P

Echtpaar P is niet blij met de gang van zaken. Ze zijn de negentig gepasseerd en wonen nog geen jaar in het verzorgingshuis dat gesloten wordt: ‘Ik kan me niet voorstellen dat jullie niet op de hoogte waren van wat er ging gebeuren, waren de inkomsten belangrijker dan ons welzijn?’
Met de nodige weerstand komen ze kijken naar het echtparenappartement dat ik kan aanbieden. Geen balkon met uitzicht op het stadspark zoals ze nu hebben, geen bergruimte ook. Wel meer licht, een beter in te richten woonkamer, een grotere badkamer en een tuin waar ze bijna rechtstreeks in kunnen lopen.
Twee etages hoger mag ik hen een identiek maar bewoond echtparenappartement laten zien. Bij mevrouw W kan ik altijd terecht. Ze heeft haar woonst heel smaakvol ingericht en ze praat vol lof over het huis. Mevrouw P en haar dochter zijn blij verrast en laten dat duidelijk blijken. Het is niet voor het eerst dat mevrouw W kandidaat bewoners over de drempel helpt.
‘Nou,’ zegt meneer P terwijl hij me op de arm tikt, ‘je weet het wel te verkopen.’

Mevrouw R

Een slechte dag vandaag. De dochters van mevrouw R wachten me om twintig over twee op in de locatie waar ik een kamer kan aanbieden. ‘We hadden je al als vermist opgegeven,’ zegt één van hen. Had ik om twee uur afgesproken? Ik heb half drie in mijn agenda staan. Vervelend.
Als ik voorstel om naar de vrij gekomen kamer (110) op de eerste etage te gaan kijken, zegt de andere dochter: ‘Maar vorige week zei je dat het een kamer op de begane grond is.’ Is dat zo? Zou ik me zo vergissen? We lopen naar kamer 010 en die blijkt inderdaad vrij. Nou ja, dan bied ik die toch aan. De dochters zijn blij. Hier kan hun moeder, 96 inmiddels, de tuindeur open zetten: ‘En wij kunnen vanaf de parkeerplaats rechtstreeks haar kamer in, hoeven we niet om te lopen.’
Als ik even iets ga vragen in de zusterspost en doorgeef welke kamer ik aan het aanbieden ben, kijkt de zorgcoördinator me verbaasd aan: ‘Maar die kamer heb je veertien dagen geleden toch al vergeven!’ Het is niet waar! Godverdegodverdegodver! Het moet toch kamer 110 zijn. Ik trek zeven boetekleden over elkaar aan en breng de dochters van mevrouw R het slechte nieuws. Ze zijn zwaar teleurgesteld. Ik stel voor om te wachten tot er weer een kamer op de begane grond vrij komt. Dat kan wel even duren.
Eén van de dochters belt mevrouw R, vertelt het verhaal en schiet in de lach: ‘Moeder weet het, geloof ik, niet meer. Nu zegt ze dat ze liever een kamer op de eerste etage heeft. Nou ja, dan hebben wij pech, dan kunnen wij niet buiten zitten als we op bezoek komen.’
Ik slaak in alle stilte een onwijs diepe zucht.

Meneer A

De zoon van meneer A wil tijdens de rondleiding graag een boom opzetten over de noodzaak van het sluiten van verzorgingshuizen. Mijn argument dat de huidige AWBZ onbetaalbaar wordt, veegt hij van tafel: ‘De regering bezuinigt op de verkeerde zaken. Bovendien gaan jullie zorgaanbieders ook niet verantwoord om met gemeenschapsgeld. Hoeveel dure managers hebben jullie in dienst? Hoeveel dure projecten zijn jullie gestart terwijl ze op voorhand al gedoemd waren te mislukken? Hoeveel zorg declareren jullie die nooit geleverd wordt?’
Meneer A onderbreekt zijn zoon met een verontschuldigende glimlach: ‘Laten we maar verder gaan, want die meneer heeft ongetwijfeld meer te doen.’

Meneer Q

Meneer Q is gisteren verhuisd. In het verzorgingshuis waar hij woonde, was men niet rouwig om zijn vertrek. Naar verluidt bemoeide hij zich met alles en iedereen. Ook de leidinggevenden konden niet om hem heen. Blijkens de mail die ik van zijn nieuwe afdelingsmanager krijg, heeft ook hij al kennis gemaakt met zijn manier van communiceren.
Omdat ik toch in de buurt moet zijn, loop ik bij hem binnen. ‘Ha meneer de cliëntadviseur,’ zegt hij, ‘blij je te zien. Een mooie, grote, lichte kamer heb je me bezorgd. Echt geweldig, maar…’ Hij heeft een punt: waarom voeren verzorgingshuizen van dezelfde Stichting een verschillend beleid op het gebied van telefonie, maaltijdverstrekking, activiteitenaanbod, aanvullende zorg en liturgiediensten? Nog geen dag hier en al zoveel in de gaten. Dat de afdelingsmanager z’n borst maar nat maakt.

Mevrouw v. T

De dochter van mevrouw v. T is zeer teleurgesteld. Haar moeder woonde amper veertien dagen in het verzorgingshuis toen ze te horen kreeg dat het huis op redelijk korte termijn dicht zou gaan. Als ze dat eerder had geweten, had ze een andere oplossing gezocht. Was ik ten tijde van de opname echt niet op de hoogte van de sluiting of mocht ik niets zeggen? Niets was zeker in die periode, de berichten veranderden van week tot week. De opnamestop werd tot het laatste moment uitgesteld.
De dochter krijgt voor zichzelf niet helder waar haar moeder  het best naar toe kan gaan. Door haar langzaam toenemende geheugenproblematiek is mevrouw v. T op dit moment nog te goed voor de gesloten afdeling van een verpleeghuis maar niet goed genoeg meer voor een verzorgingshuis. De rondleidingen in enkele verpleeghuizen hebben de dochter slapeloze nachten bezorgd. Ze vond het er verschrikkelijk. Maar de verhuizing naar een ander  verzorgingshuis  heeft  mogelijk zo’n nefaste uitwerking op de geestelijke conditie van mevrouw dat men daar binnen de kortste keren toch een verpleeghuisindicatie aanvraagt. En dan moet mevrouw v. T opnieuw - voor de derde keer - verhuizen.
Wat is wijsheid? En, wie krijgt de pijn van de dochter verzacht?

Meneer N

Drie van de negen verzorgingshuizen van de Stichting liggen in de binnenstad, twee in buitenwijken en vier in omliggende dorpen. Sommige bewoners, die hun leven lang in hetzelfde dorp hebben gewoond, moeten nu naar een ander dorp of, erger nog, naar de stad.
‘Wat moet een boer als ik tussen stadsmensen,’ zegt meneer N bij de aanbieding van een kamer. Hij heeft gekozen, hij heeft nog kunnen kiezen voor een verzorgingshuis in een ander dorp en komt nu dichter bij zijn dochter te wonen. Of hij er zal wennen?
‘Het is maar tien kilometer,’ zucht hij, ‘maar ze spreken hier toch een heel ander dialect.’

Echtpaar P (2)


Afgelopen zaterdag meldde de plaatselijke krant opnieuw dat ook het grootste blijvende verzorgingshuis van de Stichting wordt afgestoten. In de Kaderbrief, waarin de Raad van Bestuur de afbouw aankondigt, wordt daar met geen woord over gerept. Wel wordt er gesproken over het scheiden van wonen en zorg. Dat zou op termijn en fasegewijs gaan gebeuren, maar hoe precies staat niet beschreven. De Kaderbrief gebruik ik als uitgangspunt voor de informatie die ik geef.
Gisteren heb ik mijn baas een beleefde mail gestuurd. Wordt bovengenoemd huis echt afgestoten? Wat vertel ik de bewoners die verplicht moeten verhuizen en voor dat huis hebben gekozen? Eerlijkheidshalve, waarheidsgetrouw?
Zijn antwoord: ‘Wat in de krant staat is onjuist. Een vervelend misverstand. De medewerker PR & Communicatie gaat er achteraan.’
Vanmorgen kreeg ik enkele telefoontjes van familieleden van bewoners, die een kamer geaccepteerd hebben in het betreffende verzorgingshuis. Ze zijn verontwaardigd: weet je wel zeker dat het krantenbericht op een misverstand berust? En meneer P is boos, ontzettend boos. Volgens de afdelingsmanager huilt zijn vrouw al twee dagen: ‘Het is niet de eerste keer dat ze een kamer accepteren en kort daarna te horen krijgen dat het huis wordt opgedoekt!’

Mevrouw S

De fusie met een grote thuiszorginstelling, de nieuwe Wet langdurige zorg, de afbouw van vier verzorgingshuizen met de verplichte verhuizing van 250 bewoners, de 150 ouderen op de wachtlijst die voorlopig geen uitzicht hebben op plaatsing, de grootscheepse reorganisatie, het ontslag van 400 medewerkers, het wachten op het sociaal plan, de nieuwe dienst waaronder ik val, mijn nieuwe baas en zijn plannen om de markt- en concurrentiepositie te verstevigen: het wordt tijd dat ik met pensioen ga, hoog tijd.
‘Ik zou niet met jou van baan willen ruilen,’ zegt de dochter van mevrouw S, die bekend is met de Stichting, ‘als ik hoor hoeveel bewoners er nog moeten verhuizen terwijl er nauwelijks kamers vrij komen, dan krijg je nog een zware dobber.’
Ach, dadelijk zit ik weer op de fiets. Onder een zomers zonnetje peddel ik langs bomen vol bloesem de mooiste dromen tegemoet.

Mevrouw v. L


Mevrouw v. L zit in de Cliëntenraad van het verzorgingshuis waar ze woont. Ze moet op zoek naar een ander huis. Omdat ze geen familie in de buurt heeft, wordt ze bij een rondleiding begeleid door een extern lid van de Cliëntenraad. Hij maakt ook deel uit van de Centrale Cliëntenraad.
Het heeft drie maanden geduurd eer de afbouw van de vier verzorgingshuizen officieel van start kon gaan. De Centrale Cliëntenraad was niet te spreken over het tijdstip en de manier waarop ze werd geïnformeerd. Na veel overleg kwam de Centrale Cliëntenraad tot de slotsom dat ze wél begreep dat maatregelen noodzakelijk zijn als gevolg van het overheidsbeleid, maar ze achtte zichzelf niet in staat om advies en instemming te geven. De Raad van Bestuur heeft vervolgens de afzonderlijke locale Cliëntenraden geconsulteerd.
‘De meeste bewoners die zitting hebben in de locale Cliëntenraden begrepen niet waar het over ging,’ zegt de begeleider. ‘Hoor ik daar ook bij?’ vraagt mevrouw v. L.

Mevrouw U

‘Ach nee, jij weer…,’ zucht mevrouw U als ze ziet van wie ze een rondleiding gaat krijgen. Ze kan geen keuze maken tussen de drie verzorgingshuizen, waar ze naar toe zou kunnen. Van iedere locatie weet ze feilloos alle nadelen op te noemen.
Zo ging het drie jaar geleden ook toen de nood hoog was en ik haar tot viermaal toe een kamer heb aangeboden in het verzorgingshuis in de binnenstad. De ene kamer was te klein, de andere te donker, in weer een andere werd ze op voorhand al depressief van het uitzicht. Uiteindelijk ging ze toch overstag.
‘Nou,’ zeg ik, ‘ik ben anders heel blij u weer te zien.’
‘Ik geloof er niets van,’ antwoordt ze, ‘jullie weten niet wat jullie oude mensen aandoen. Ik blijf wonen waar ik woon.’      
                                                                                     
Mevrouw Y

Mevrouw Y is blij dat ze terug kan naar de buitenwijk waar ze geboren en getogen is. Omdat er een jaar geleden nog geen plaats was, heeft ze noodgedwongen voor een ander verzorgingshuis moeten kiezen. In het restaurant wordt ze door tien, vijftien bewoners herkend en begroet.
‘Als ik het goed begrijp hebt u geluk dat het huis waar u nu woont, gesloten wordt,’ zegt de afdelingsmanager die even mee loopt.
‘Mij komt het inderdaad heel goed uit,’ beaamt mevrouw Y.
Als je lange tijd binnen dezelfde Stichting werkt, kom je jaren lang dezelfde medewerkers tegen. Zoals de afdelingsmanager. Ik ken haar nog uit een periode dat ze een pas gediplomeerde en uiterst kritische verzorgster was, die gevleugelde woorden sprak: ‘Als ik zie welke mensen hier werken, vraag ik me af op grond van welke mankementen ze mij hebben aangenomen.’

Meneer C


Drie bewoners al zijn kort na hun (verplichte) verhuizing overleden. Eén van hen is meneer C. Hij was al geruime tijd op de sukkel. Ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Desondanks hield niemand in zijn omgeving er rekening mee dat hij zo vlug al naar Onze Lieve Heer zou gaan. Er wordt hier dezer dagen geregeld verwezen naar spreekwoorden en gezegdes. Dat over oude bomen spant uiteraard de kroon.

Meneer ten H

Meneer ten H heeft op voorspraak van hogerhand voorrang gekregen bij de verplichte verhuizingen. Volgens de afspraken die gehanteerd worden in de locatie waar hij woont, was hij nog niet aan de beurt. Niet iedereen is blij met de bemoeienis van ‘boven’. Over de ware toedracht wordt druk gespeculeerd.
Meneer ten H heeft dubbel geluk: de kamer die ik hem laat zien ligt pal tegenover die van zijn vorige week verhuisde vriend. Het is hoe dan ook prettig om een bewoner te zien die blij is dat hij moet verhuizen.
                                                                                       
Echtpaar K

In het grootste (voorlopig!) blijvend verzorgingshuis is een echtparenkamer vrijgekomen die ik mag aanbieden aan twee echtelieden die op de wachtlijst staan. Ik ga mijn best doen want op die manier voorkom ik dat een echtpaar uit een afbouwlocatie verplicht wordt te verhuizen naar een huis waar het persé niet naar toe wil.
De vierde die ik bel, is meneer K.
‘Ik kan u een mooie echtparenkamer aanbieden in een verzorgingshuis in de binnenstad.’
‘Haha, dat gaat toch dicht?’
‘Nou, over afzienbare tijd krijgt het een andere status.’
‘Haha, jij denkt zeker dat ik de krant niet lees?’
‘Nou…euh…’
‘Als ik ja zeg wordt het intrekken en binnen de kortste keren weer oprotten…ik ken dat!’
‘Nou…euh…’
‘Bedankt voor het bellen, maar hier trap ik niet in.’
                                                                                                
Meneer v.d B

Zeven weken geleden is meneer v.d B (verplicht) verhuisd naar een verzorgingshuis in een buitenwijk aan de rand van de stad. Vanuit zijn kamer kijkt hij uit op weilanden. Daarachter ligt het dorp waar hij is geboren en 85 jaar heeft gewoond.
‘Ik heb een prachtige kamer,’ zegt hij, ‘de verzorgsters zijn lief, het eten is goed, maar ik moet ontzettend wennen. Ik mis mijn dorp, mijn kaartclub, het ommetje naar het kerkhof waar mijn vrouw begraven ligt. Stadsmensen zijn toch anders, het is moeilijk contact te krijgen. Enfin, ik moet mezelf wat tijd gunnen, toch?’

Meneer J


Huisartsen en familieleden bellen steeds vaker om een oplossing voor ouderen die in de knel zitten.
Meneer J woont in een complex met aanleunwoningen die verbonden zijn met een verzorgingshuis van de Stichting. Het verzorgingshuis wordt afgebouwd. Er staan dus kamers leeg maar meneer J kan er niet naar toe. Hij heeft meer toezicht en begeleiding nodig omdat hij om de haverklap valt.
In de hele regio is er op dit moment geen verzorgingsplaats vrij. Uit pure wanhoop heeft de dochter van meneer J een aanbod geaccepteerd van een verzorgingshuis in een stad, hier 30 kilometer vandaan.
‘Niet te geloven,’ zegt de dochter, ‘mijn vader heeft zijn hele leven in deze buurt gewoond, in dit gebouw staan minstens dertig kamers leeg en nu moet hij naar een plaats waar hij niemand kent. Ieder bezoek kost me 60 km tijd en benzine. Je zou bijna hopen dat hij acuut een heup breekt en vanuit het ziekenhuis naar één van jullie verpleeghuizen kan.’

Mevrouw v. M

Mevrouw v. M is tevreden met de kamer die ik kan aanbieden, ook al is het niet in het verzorgingshuis van haar voorkeur.
‘Moeder heeft eieren voor haar geld gekozen,‘ zegt haar dochter, ‘ze is 97 en wil zo vlug mogelijk verhuizen. Het wordt haar allemaal te veel.’
‘Het is ook heel vervelend voor de bewoners,’ beaam ik.
‘Vervelend,’ zegt mevrouw v. M, ‘schandalig vind ik een beter woord. Wie dit bedacht heeft, moet zich schamen.’


Meneer F

Als je meer dan veertig jaar ‘in het vak’ zit, zie je heel wat ontwikkelingen voorbij komen. Wat vandaag als zaligmakend (voor de ouderen, de organisatie, de samenleving) wordt beschouwd, wordt morgen als (hopeloos) achterhaald afgedaan.
Om het spoor niet bijster te raken heb ik me al vroeg in mijn ‘zorgcarrière’ aangeleerd om me bij alles wat ik doe de vraag te stellen of het direct of indirect in het belang is van de mensen waar het om gaat. Dat dwingt tot nadenken en keuzes maken.
Nadenken kan ik als ik onderweg ben, voor een huisbezoek, een rondleiding of een opname. Bij gebrek aan een rijbewijs peddel ik op de fiets van de ene locatie naar de andere.
Zoals vanmiddag. Meneer F wil graag een rondleiding in een verzorgingshuis dat in een buitenwijk ligt, ook al hebben de bewoners van een andere afbouwlocatie daar voorrang. Goed nieuws heb ik dus niet voor hem. Ik ben gespecialiseerd in het teleurstellen van mensen.

Juffrouw E

Het in de oude binnenstad gelegen verzorgingshuis dat wordt gesloten, werd geopend in 1972 en in 1998 helemaal gerenoveerd. Ik heb er gewerkt van 1979 tot 2005. Eerst als afdelinghoofd, later als maatschappelijk werker. Het gebouw ken ik tot de kleinste uithoeken, de geschiedenis van het huis ligt me aan het hart.
Juffrouw E kwam er in 1987 wonen. Vorig jaar heeft ze haar 25-jarig jubileum gevierd. Ze is waarschijnlijk de enige oudere die een kwart eeuw in een verzorgingshuis woont c.q. heeft gewoond. Omdat ze pas 94 (!) en nog redelijk vitaal is, zou ze dat record nog aanzienlijk kunnen aanscherpen.
Op haar 65ste verhuisde juffrouw E met haar moeder mee naar een klein particulier bejaardenhuis. Haar moeder overleed kort erna. Twee jaar later werd het gebouw waarin het bejaardenhuis gevestigd was, afgekeurd door de inspectie. Voor de twintig bewoners moest een ander onderkomen gezocht worden.
Als ik een praatje maak met juffrouw E schakelt ze vrijwel meteen over op vroeger: ‘Weet je nog…laatst zat ik te denken aan … kun je je nog herinneren…?’
Met de toekomst houdt ze zich liever niet bezig. Ik ben benieuwd in hoeverre de verplichte verhuizing van invloed zal zijn op het aanscherpen van haar record.

Fin de carrière

Vorige week deelde mijn baas me mee dat het vanwege de reorganisatie erg gunstig zou zijn als ik vervroegd met pensioen ga. Dat was ik al van plan, maar het wordt nu extra aantrekkelijk gemaakt, zónder dat ik schaamteloos gebruik maak van gemeenschapsgeld dat bedoeld is voor de ouderenzorg!
Vanmiddag heb ik de ‘vaststellingsovereenkomst’ ondertekend. Voor de collega’s die mijn taken moeten overnemen, had ik vrijwel alles al in kaart gebracht.
Nog enkele maanden en dan zit het erop. Ik wilde mijn loopbaan netjes afsluiten. Kan ik blij zijn met wat ik achterlaat?


Miel Vanstreels
(November 2014)