Afzien

Vanmorgen in alle vroegte vertrokken voor een Ardense tocht van 115 km. Ik stoorde me niet aan de forse tegenwind en de elkaar opvolgende heuvels, erger nog: ik vergat gewoon op reserve te fietsen.
Na 60 km begon ik aan de beklimming van Les Forges. 'Zo steil is die helling toch niet,' foeterde ik in mezelf, 'en waar blijft dat standbeeld van Stan Ockers nou!'
Alle krachten vloeiden uit mijn benen. Ik voelde het gebeuren. Van recupereren was geen sprake. De boterhammen en de cola hadden geen effect. Als de weg enigzins omhoog begon te lopen, moest ik een kleine versnelling schakelen. De prachtige vergezichten hulden zich in een zoute waas.
Hoe ik de steile Côte de Cornesse boven ben gekomen, weet ik niet. Op de top had ik me het liefst te slapen gelegd in een wei. Maar ik was nog vijf hellingen en 40 kilometer van huis. En ik had geen goden en geen heiligen meer om te aanroepen.
Mezelf tot rust manen, dat moest ik, op de weg en het verkeer letten, aan vrouw en kinderen denken, een grote jongen zijn, de pijn van de verzuring verbijten, de kramp niet op mijn ziel laten slaan, nooit meer zo onbehouwen met mijn krachten gooien, als straf een stukje over overmoed en afzien schrijven.