Carnaval

Als je in deze periode ergens te (buiten)lande vertelt dat je in Maastricht woont, informeert men meteen naar Carnaval. Net als in veel andere rooms-katholieke streken viert men hier de vooravond van de veertigdaagse vastentijd. Er wordt drie dagen lang uitbundig gedronken en gedanst, er wordt een prins uitgeroepen, mensen lopen mee in optochten, men draagt maskers en vermommingen. Volgens de encyclopedie heeft het feest een Italiaanse oorsprong, mogelijk is het een vermenging van een Romeins lente- en een Germaans offerfeest.
Ik ben geen carnavalist, ik moet er niet aan denken dat ik me hossend door straten en kroegen voort beweeg. Langs de andere kant, ik misgun anderen het plezier niet. Bovendien leidt Carnaval tot creatieve hoogstandjes van zelf gemaakte kostuums en opgemaakte gezichten. Op het Vrijthof staat de Zaate Hermenie, een schitterende beeldengroep van Han van Wetering.
Toch associeer ik Carnaval in de eerste plaats met iets geheel anders. Als je, net als ik, in Maastricht woont en werkt en aangewezen bent op de fiets, heb je ieder jaar minstens veertien dagen lekke-banden-lol van Carnaval. Zo lang duurt het eer alle glasscherven uit het straatbeeld zijn verdwenen. De Gemeente veegt weliswaar de stoepen en straten schoon, maar heeft geen grip op alles wat tussen de talrijke kinderkopjes belandt. Twee weken turen en laveren dus, bij daglicht en bij schemering, tussen schietgebed en vloek.