’s Avonds werd ik wakker op de intensive care van het
Universitätsklinikum in Freiburg. Ik was er vanuit een streekziekenhuis naartoe
gebracht. De diagnose luidde: sleutelbeen gebroken, jukbeen gebroken, Felsenbein
gebroken, bloeding in flink gezwollen oog en middenoor, hersenschudding,
schedelbasisfractuur, epiduraal hematoom. Vooral dat laatste, de bloeding in
mijn hoofd, baarde zorgen. In de eerst volgende uren zou duidelijk worden of
operatie noodzakelijk was. Herhaaldelijk werd me verteld dat ik ‘viel, viel Glück’
had gehad. En in de overdrachten werd ik die ‘Rennradfahrer ohne Helm’ genoemd.
Het ergst vond ik dat ik mijn zonen en hun vrienden de schrik
van hun leven had bezorgd. Mijn jongste zoon was het eerst bij me na mijn val
over de glibberige fietspadrand, de oudste ging mee met de ambulance. Hun blik,
hun reactie toen zij bij mij mochten op de intensive care, zal ik nooit
vergeten. Henri, een andere heer, zou zich een dag later bij de groep voegen. Hij bracht Paula, mijn geliefde, mee. In haar armen was er
geen houden meer aan: de tranen bleven stromen
Na drie dagen ging ik over naar een afdeling chirurgie. Weer
zeven dagen en menig onderzoek later, werd ik stabiel genoeg bevonden om met de
ambulance vervoerd te worden. Terug thuis nu, wacht me een lang herstel met
bezoeken aan neuroloog, chirurg en KNO-arts.
Uitgerekend in het jaar dat ik een halve eeuw rondtoer op
een racefiets, moet ik heel deemoedig mijn mening over het dragen van een helm
herzien. Nooit ga ik nog zonder hoofdbescherming op pad. Er is teveel waar ik
(intens) dankbaar voor moet zijn.