Iedere week een col

Moet je als 65-plusser nog uitdagingen op de fiets (willen) aangaan? Zijn er nog cols die ik aan mijn lijstje moet toevoegen? Zijn er nog tochten die ik op mijn palmares wil schrijven? Nee, er is niets meer wat persé hoeft, máár, er is van alles wat nog mag. Als je, net als ik, in één van de mooiste fietsgebieden van Europa woont, is elke tocht een feest. Het enige wat ik kan doen is zorgen dat ik voorbereid ben voor het geval er iets op mijn pad komt. Zo kreeg ik gisteren een mailtje met de vraag of ik zin heb om volgend jaar mee te gaan naar Barcelonette. Of dat weekje fietsen in de Alpen doorgaat of niet, maakt niets uit. Tussen alle andere tochtjes door probeer ik iedere week een col op te fietsen: een rondje van 75 tot 100 km met zoveel Mergellandse hellingen dat ik 15 tot 25 kilometer klim. Dat kan in de lente, de zomer en de herfst. In de winter mag het een colletje zijn. En nu kijken hoe lang, tot op welke leeftijd, ik dat vol houd. Ik ben benieuwd!



Een dichter op de fiets

In De Limburger, de grootste regionale krant van Nederland (!), verscheen vandaag (07 10 16) een aardige bijdrage van Adri Gorissen over Een toerist met altijd tegenwind. Mooie foto staat erbij, gemaakt door Roger Dohmen. Kostte me drie kwartier poseren aan de voet van de Bemelerberg. Bij één van de foto's zat ik op de bovenbuis van mijn fiets, vooruitkijkend, met mijn armen over het stuur. 'Met die gevouwen handen lijkt het of je zit te bidden,' zei Roger. Het verbaasde me niet: aan de boom achter mij was een kapelletje bevestigd met een Mariabeeldje. Hoe ouder ik word, hoe meer de heiligen uit mijn jeugd weer hun zegje komen doen.


Cyclocross

Vandaag voor het eerst in mijn leven naar een cyclocross geweest. De Wereldbekerwedstrijd in Valkenburg werd gereden op en rond de Cauberg. Mijn dierbare echtgenote wilde een keer de sfeer proeven. Als je geregeld c.q. vaak mee naar de VRT kijkt, krijg je vanzelf een grote portie veldrijden te verwerken. Is het geen rechtstreekse reportage op zondagmiddag, dan is het wel een praatprogramma waar een coryfee als Niels Albert of Sven Nijs te gast is. Het was de moeite waard. De clichés over braadworstgeuren, biertapkramen, Frans Bauerpolonaises en fanatieke supporters die de god van modderige ondergronden danken dat het veldritseizoen begonnen is: ze klopten allemaal. Daarnaast was er ook topsport te zien. Afgetrainde dames en heren die sneller dan wij op een gewone weg over een bochtig en bijwijlen glibberig parcours rijden waarbij ze een paar keer van de fiets moeten om een steile helling c.q. dertig trappen op te rennen. Die trappen lopen ze ook na een uur wedstrijd sneller met een fiets op hun rug omhoog dan een vlotte wandelaar met veel haast. Tijdens ons warmhoudrondje zagen we in een uithoek van het parcours, op een plek waar nauwelijks toeschouwers stonden, hoe de eerder genoemde Sven Nijs en Niels Albert broederlijk naast elkaar de renners van hun concurrerende ploegen aanmoedigden. Wat ze tussendoor druk gesticulerend bespraken, kon ik jammer genoeg niet verstaan.


De geschiedenis van de literatuur in Limburg

Onlangs verscheen Geschiedenis van de literatuur in Limburg. Ik citeer uit de tekst op de achterflap: 'Geschiedenis van de literatuur in Limburg' biedt voor het eerst een uitgebreid overzicht van bijna duizend jaar Limburgse letteren. Het literaire landschap van Limburg is veeltalig (behalve Nederlands en Latijn ook veel Frans en streektaal) en zeer gevarieerd. Niet alleen geboren en getogen Limburgers, zoals Erycius Puteanus, Pascal Delruelle, Frans Erens, Pierre Kemp en Pé Hawinkels, krijgen volop aandacht. Er wordt ook stilgestaan bij werken met Limburg als locatie of thema. Door dit brede, grensoverschrijdende perspectief is 'Geschiedenis van de literatuur in Limburg' een veelkleurig overzichtswerk, dat zich niet beperkt tot proza en poëzie, maar ook ruimte biedt aan journalistiek werk van bijvoorbeeld Jozef Thissen en Willem K. Coumans en (lied)teksten van Toon Hermans, Gé Reinders en Jack Poels (Rowwen Hèze).
In dit prachtig uitgegeven boek, 756 pagina's dik, is ook een klein plekje voor mij ingeruimd. De (korte) bijdrage handelt voornamelijk over mijn poëzie over 'dood, eenzaamheid en verval'. Er wordt wel geëindigd met mijn wielerpoëzie: 'Een categorie apart zijn de gedichten over fietsen en wielrennen; daarmee schaart hij zich naast schrijvers als Jean Nelissen en Peter Winnen.' Mooi gezelschap, toch!


Geluk

Vandaag vanuit Maastricht het derde Rondje Ritz gefietst, een familietoertocht waarbij iedere deelnemer 'iets' moet hebben met één van de tien Ritz-jes. Je kunt een zoon zijn, een schoondochter of een echtgenoot (zoals ik), maar de vader of de broer van de partner van de-zoon-van mag evengoed mee. En waar ze allemaal vandaan komen: uit Beilen, Utrecht, Amsterdam, Nijmegen, Oirschot en Haanrade. Gezellig was het andermaal. Ondanks de slechte weersvoorspellingen hielden we het droog, meer nog, naarmate de tocht vorderde scheen het zonnetje steeds weldadiger. Wat mij het meest verbaast: dat schoondochters en nichten met weinig of geen fietservaring op een racefiets met klikpedalen stappen, meteen in de gaten hebben hoe en waar ze moeten schakelen en vervolgens met elkaar keuvelend alle voorgeschotelde hellingen oppeddelen. De een zei tot voor kort dat we niet moesten denken dat ze ooit zou fietsen, de ander jubelt dat ze vandaag een nieuwe hobby heeft gevonden. Ach, waar een mens (als ik) al niet gelukkig van wordt!


Aardappeljacht

Als je in Maastricht woont en in de omgeving gaat fietsen, verzeil je geregeld in een toertocht. Zo ook gisteren. De route van de Mh2d opfietsend pikte ik aan bij een groepje dat iets boven mijn gemiddelde snelheid reed. Uit de wind zittend kostte het me echter geen moeite om te volgen. Toen we ingehaald werden door een nog snellere groep maakte mijn groepje geen aanstalten om aan te haken. Ik probeerde er even later wel naar toe te rijden. Tevergeefs, want na een kasseienstrook en enkele haakse bochten eindigde mijn oversteek in een heuse chasse patate. Na een tijdje behoorlijk in het rood gefietst te hebben, dreigde ik bovendien ingehaald te worden door mijn eerste groepje. Hoe kon ik mezelf die vernedering besparen? Heel simpel, door de Mh2d-route zo vlug mogelijk te verlaten!