Rondom Diekirch

Terug van een weekend fietsen met de heren (mijn twee zonen en zes van hun vrienden). Standplaats was dit jaar Diekirch. We reden drie tochten van respectievelijk 66, 82 en 54 km, al breiden sommigen nog een lus van 30 km aan de langste rit. Dat er veel geklommen moest worden was niet alleen te voelen in de benen, Strava (!) gaf 1169, 1479 en 858 hoogtemeters aan. In Luxemburg fiets je over mooie, rustige wegen in een prachtig (verzorgd) landschap. Op de veelal lange hellingen word je getrakteerd op schitterende vergezichten. Dat de groep bestaat uit afgetrainde en minder scherp staande heren, uit gevleugelde en kreunende klimmers, uit tempobeulen en ijlende aanklampers: het kan de pret niet drukken, de bus vertrekt desnoods een half uur eerder dan de kopgroep. Onderweg verzeilden we op een merkwaardige manier in een supporterscafé van de broertjes Schleck. Vanwege een aan de gang zijnde autorally konden we niet door de voordeur. Via een stellage van stoelen en bankjes moesten we door het raam van een opslagruimte. Als afsluiter van de tweede tocht probeerden we de belachelijk steile Montée du Herrenberg te beklimmen. Niet meer dan een steeg is het, die Neelcheswee. Slechts drie herren kwamen fietsend door de haakse bocht van 27% (Strava!) voor de top. Aan het begin van dag drie was het opnieuw lachen: een zusje van de Herrenberg eindigde na 1 km in een onberijdbare veldweg. Voor de rest verliep alles volgens planning! Een trip met de heren - de eerste dateert van 14 jaar geleden - is voor mij altijd weer een bijzonder genoegen, op en naast de fiets. Ik zag begin-twintigers midden-dertigers worden, met alle ontwikkelingen (en vormen van humor) die daar bij horen. Dat ik mezelf intussen met de nodige capriolen van begin vijftig naar midden zestig fietste, is iets waar ik liever niet aan denk!

Enkele foto's en meer info



Allee

Een uurtje geleden fietste ik de Daalhemmerweg af. Met de wind in de rug zit je daar al vlug aan 55 á 60 km per uur. Voor het centrum van Valkenburg liggen enkele parkeervakken langs de dalerskant van de weg. Een tegemoetkomende auto draaide pal voor me de weg over om in te parkeren. Ik had hooguit een meter of vijf de tijd om te remmen en de auto te ontwijken. Omdat ik toch bijna stil stond, parkeerde ik mijn fiets naast het voertuig van mijn belager. Het volgende gesprek ontspon zich:
- Zeg meneer, wat u deed was wel heel gevaarlijk.
- Ik had u niet gezien.
- Als ik iets eerder was geweest, had ik echt pech gehad?
- Ik had u niet gezien, anders was ik wel gestopt.
- Dat mag ik hopen.
- Dan was ik echt gestopt.
- Zo gebeuren de ongelukken.
- Dat klopt.
- Allee, een fijne dag nog.
Terwijl ik de Cauberg op peddelde, probeerde ik een analyse te maken van mijn gedrag. Ik schrok niet, ik raakte niet in paniek, ik laveerde netjes met mijn fiets, ik werd niet boos, ik voelde geen ergernis én ik was beleefd tegen de automobilist: gaat het eigenlijk wel goed met mij?

De Daalhemmerweg

Demarrage

Afgelopen dinsdag naar 'Demarrage' gekeken, een mooie documentaire van Arno Kranenborg. Hij volgde zeven zeventigers en één tachtiger, die iedere week drie keer, weer of geen weer, op de racefiets stappen om samen een tocht te maken. Onderweg in Brabant, de streek waar ze wonen, praten ze over vrouw en kinderen, kwalen en pijntjes, spatadertempo en ademnood én over wat hen te wachten staat. Want het groepje is geleidelijk aan kleiner geworden: vrienden vielen weg door beroerte, hartinfarct of kanker. Volgens de maker van de documentaire kun je goed horen wat ze niet zeggen. Heel direct zijn de mannen wel als er vrouwelijk schoon hun wegen kruist, dan zitten ze niet verlegen om commentaar. Af en toe krijgt de kijker een mooie close-up te zien van een oud, peinzend gezicht. Ik moest geregeld aan mijn vader denken. Die fietste tot kort voor zijn dood (op zijn 83ste) ook in zo'n groepje. Het is alweer twaalf jaar geleden dat hij stierf. En over minder dan vier jaar hoor ik zelf (bij leven en welzijn) bij de zeventigers. Ik maak me geen illusies, ook voor mij geldt (op den duur of nu al?): hoe fiets ik de dood uit het wiel!

Mijn vader: tweede van r. Eind jaren negentig van de vorige eeuw.

De kunst van het sprinten

Bij uitgeverij De Bezige Bij/Thomas Rap verscheen dit voorjaar De kunst van het sprinten van Martin Bons. Vooraan in het boek staat (bij wijze van motto?) een rijmpje van mijn hand:

De sprinter
telt tot tien

wie niet weg is
is gezien

Zo zie je maar, waar het schrijven van gemasseerde rijmpjes (soms) toe leidt!