Nooit gedacht

Nooit gedacht dat mijn oudste zoon zich zou bekeren tot de fiets. Nooit gedacht dat hij een voorliefde zou krijgen voor Italiaanse racefietsen. Nooit gedacht dat hij er Italiaans gesoigneerd zou willen uitzien. Nooit gedacht dat hij in Lucca een fietsenzaak zou binnenstappen om één van de allermooiste outfits te kopen. Nooit gedacht dat een fotograaf het zou vastleggen: mijn zoon, zijn outfit en zijn fiets.

Foto: www.martinhogeboom.nl



In het zweet des aanschijns

Net als Paula, mijn dierbare echtgenote, ga ik met (vervroegd) pensioen. Na 44 jaar (ouderen)zorg meld ik me deze week voor het laatst. Ik ben dankbaar dat ik dit werk zo lang heb mogen en kunnen doen. Toen ik mijn loopbaan begon, schoten de verzorgingshuizen als paddenstoelen uit de grond. Ter afsluiting van mijn carrière mocht / moest ik (vier van) die huizen helpen afbouwen. Als je zo lang meeloopt zie je heel wat ontwikkelingen voorbij komen. Ook de ouderenzorg wordt bepaald door economische, politieke en filosofische factoren.
Het heeft een tijdje geduurd eer ik gewend was aan de gedachte dat er vanaf nu maandelijks een bedrag op mijn rekening wordt overgemaakt zonder dat ik daar iets voor hoef te doen. Toen God Adam en Eva uit het Aards Paradijs verjoeg met de mededeling dat ze voortaan ‘in het zweet des aanschijns’ hun brood moesten verdienen, had Hij het niet over een pensioengerechtigde leeftijd. ‘Tot gij tot de aarde wederkeert,’ zo luidde het verdict. Hopelijk duurt dat in mijn geval nog enkele gezonde decennia: ik wil onze onlangs geboren kleindochter graag zien opgroeien, ik wil met Paula graag door nóg meer mooie streken fietsen en ik moet nog een aantal cols beklimmen, en bezingen, uiteraard.


Bompa

Vanmiddag mijn eerste rondje gefietst als bompa, opa, grootvader of hoe het ook mag heten. Zo'n pasgeboren, kerngezonde kleindochter geeft je vleugels. Ik vloog de Mescherberg, de Bukel en de Banholtergrubbe op. Deze bompa fietst volgend jaar de Galibier, de Madeleine en de Croix de Fer op, zo fluisterde ik mezelf toe. Zelfs de Cauberg kon mij niet deren. Mijn longen piepten, mijn kuiten verzuurden, maar mijn ziel...die zong.


Orbea Opal 20 Speed

Wielertoeristen die een beetje verstand hebben van racefietsen zullen, zo vermoed ik, de wenkbrauwen fronsen als ze de nieuwe roman van Jeroen Brouwers lezen. Het hout speelt zich af in een katholiek jongenspensionaat in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw. De auteur laat broeder Bonaventura, de hoofdpersoon, aan het eind van de jaren veertig al fietsen op een Orbea Opal 20 Speed. Die Speed wordt normaliter gebruikt om of het aantal versnellingen aan te geven of het aantal kransjes van de 'cassette' op de achteras. In de jaren veertig waren 4 kransjes het maximaal haalbare, meer konden er nog niet gemonteerd worden. Je had dus 4 Speed of, vermenigvuldigd met de twee tandwielbladen vooraan 8 Speed. Een schoonheidsfoutje? Je kunt het je niet voorstellen bij een schrijver als Brouwers. De kwaliteit van zijn indrukwekkende roman wordt er niet minder om. Al blijf ik me iedere keer als broeder Bonaventura het over zijn Orbea Opal 20 Speed heeft, afvragen wat er gebeurd zou zijn als hij zo kort na de oorlog met een Intercity of Ryanair op reis was gestuurd.


De 100 mooiste wielergedichten

In 1979 verscheen 'Afzien in verwondering', de eerste bloemlezing met wielergedichten. Gijs Zandbergen verzamelde 23 verzen, voorzag ze van een inleiding en gaf ze in gestencilde vorm uit in een oplage van 100 exemplaren. Het boekje werd in 1983 uitgebreid (met voornamelijk illustraties) en onder de titel 'Wielergedichten' uitgegeven door Nijgh & van Ditmar. We zijn intussen een aantal verzamelbundels met sportgedichten verder, maar op een tweede bloemlezing met alleen maar wielergedichten moest er meer dan dertig jaar gewacht worden. Patrick Cornillie, niet alleen dichter maar ook auteur van talrijke fiets- en wielerboeken, bracht 100 gedichten samen van 77 verzenmakers van allerlei pluimage. Uiteraard ontbreken de klassiekers (van Jan Kal en Willie Verhegghe) niet. Verder is er werk van zangers (Rick de Leeuw, Alex Rouka, Willem Vermandere), dichteressen (Sylvie Marie, Fleur de Meyer, Patricia Lasoen, Yella Aernouts), voorname poëten (Frans Budé, Luuk Gruwez, Victor Voomkoning), overleden grootheden (Guido Gezelle, Gerrit Komrij, Paul van Ostaijen), pedalerende scribenten (Peter Winnen), grappenmakers (Freek de Jonge, Herman Brusselmans), lijders aan Geelzucht (Frank Pollet, Norbert de Beule, Paul Rigolle en Bert Bevers) enz. enz. Van de meeste uitverkorenen werd één gedicht opgenomen, sommigen zijn vertegenwoordigd met twee, drie of vier verzen en zelf heb ik (met mijn versjes & rijmpjes) het minst van iedereen te klagen!
De bloemlezing ‘De 100 mooiste wielergedichten (uit de Vlaamse & de Nederlandse literatuur)’ wordt uitgegeven door les Iles. De presentatie vond plaats op zaterdag 25 oktober in het Wielermuseum van Roeselare. De bundel is verkrijgbaar in de boekhandel, via de uitgever of bij SportMediaShop.



Rondje Ritz

Gisteren, onder een hoogzomerse najaarszon, een rondje van 70 km gefietst met de familie. Het ging van Maastricht richting Terwinselen, waar mijn schoonouders begraven liggen. Het groepje bestond uit één van hun dochters, twee schoonzonen, twee kleinzonen, een kleindochter met haar vriend en een andere kleinzoon met zijn schoonbroer. Twee dames en zeven heren, in de leeftijd van 24 tot 66 jaar, komend uit Amsterdam, Utrecht, Nijmegen, Gulpen en Maastricht. Voor twee deelnemers was het een eerste kennismaking met de Limburgse heuvels. Ze zagen de mergelgroeve op de Bemelerberg, ze genoten van de prachtige uitzichten op de Fromberg, ze werden (na het kerkhofbezoek) door een andere Ritz-dochter opgewacht met koffie & vlaai, ze reden door de Erensteinse Groene Long en lieten zich vervolgens naar de Doodeman en de Cauberg leiden. Daar kropen de verhalen voor later pas goed in hoofd & benen. Het was typisch zo'n tocht die een lange nazit met veel pasta & pils behoefde.


Stavelot

De heren - mijn twee zonen en vijf van hun vrienden - hebben cols als de Stelvio, de Mortirolo, de Mont Ventoux, de Alpe d’Huez, de Forclaz, de Colombière en de Grand Ballon op hun palmares staan, maar de meesten van hen waren nog nooit in de buurt van de Redoute, de Stockeu en de Muur van Huy. Het werd tijd dus voor een lang weekend Stavelot.
We reden vier tochten. Het Rondje Steil (55 km met de Aisomont, de Stockeu, de Thier de Coo, de Hézalles en de Wanne); het Rondje Redoute (80 km met de Lorcé, de Redoute, de Werbomont en de Ancienne Barrière); het Rondje Baraque Michel (85 km met de Rosier, de Baraque Michel en de Ferme Libert) en het (ingekort) Rondje Waalse Pijl (50 km met de Côte d’Ereffe en de Muur van Huy).
René heeft onlangs de Chronique Héroïque ontworpen. Per fietsvakantie kunnen de heren uit een aantal nominaties de meest heroïsche kiezen. Voor het afgelopen weekend komt b.v. de loslopende hond op de Wanne in aanmerking: hij deed de angstige koplopers nog harder naar boven fietsen terwijl de gelosten het beestje met wat gerinkel van een fietsbel tot bedaren brachten. Nog een kanshebber is de koers die losbrandde op de Baraque Michel. Een heuse combine bezorgde Jantje het gevoel van een geflikte coureur terwijl Joost de zoete smaak van de overwinning proefde. Roel kwam dan weer op iedere steile helling als eerste boven en dat waren er behoorlijk veel. Zelfs Stavelot is genomineerd vanwege zijn gastronomische kwaliteiten: een mooi hotel met uitstekende ontbijten, een Italiaans restaurant dat iedere dag opnieuw bezocht moest worden en het zonovergoten terras met zijn panoramisch uitzicht en de in Stella-glazen getapte Jupiler.
Het zal inmiddels wel duidelijk zijn: ik heb weer een heerlijke fietsvakantie gehad. Bij leven en welzijn gaan we volgend jaar naar de Alpen waar de Galibier, de Madeleine, de Croix de Fer en de Glandon op ons wachten. Het dromen (over nóg veel meer cols) kan weer beginnen.

Veel foto's        Alle routes en hellingen


De vinger

'Mooi verhaaltje,' mailde zoon Joost me nadat hij mijn stukje over mijn vader als duivenmelker had gelezen. 'En,' zo voegde hij er aan toe: 'ik ga beginnen met verhaaltjes over jou te schrijven.' Oei! Als hij dat doet zal het ongetwijfeld ook over één van zijn wijsvingers gaan. Die kwam ooit na een voetbaltraining bij de jeugd van Rapid tussen een ravottend dichtgeslagen deur terecht. De vinger bloedde hevig, het topje lag even verderop in de kleedkamer. Een begeleider reageerde adequaat: hij stopte het vingertopje in een plastic zakje met ijs en bracht mijn zoon naar de EHBO-post van het ziekenhuis. Toen een andere begeleider me belde om me op de hoogte te brengen, zou mijn allereerste reactie geweest zijn: 'En hoe komt zijn fiets dan thuis?'

Joost dus!

Duiven oplaten

Fietsend door een dorpje waar ik zelden kom, zag ik vandaag een groot duivenhok staan en dat deed me aan vroeger denken. Mijn vader was niet alleen een (oud) wielrenner maar ook een duivenmelker. Iedere zondagochtend moesten we muisstil zijn als hij naar de duivenberichten op de radio luisterde. Waren de duiven in Quiévrain, St Quentin of God weet waar gelost, dan kon mijn vader uitrekenen wanneer ze ongeveer zouden ‘vallen’, op het dak maar liever nog meteen in hun hok. Rond die tijdstippen mocht er buiten niet gespeeld worden. Samen met buren of andere liefhebbers 'op de duiven letten' was wel toegestaan. Mijn vader, die in de hokken zat te wachten, moest meteen gewaarschuwd worden als er eentje in aantocht was. Vervolgens hoorde je hem net zo lang ‘kom maar gauw, kom maar gauw’ roepen tot hij de duif in handen had. De rubberen ring die hij van de poot van de 'blauwe geschelpte’ of de 'zwarte witpen’ haalde, stopte hij zo vlug mogelijk in de klok waarmee de tijd werd geregistreerd. Duiven die op het dak bleven zitten en weigerden ‘binnen’ te komen, waren een ramp. Een buurman vroeg mijn vader ooit of hij zijn karabijn moest halen. Mijn vader is één of twee keer Limburgs fond-kampioen geworden.
Zelf had ik niets met duiven. Als vijftien-, zestienjarige vond ik het verschrikkelijk om jonge duiven te moeten ‘oplaten’. Mijn vader stopte de nieuwe lichting in een duivenkorf, zette die achter op mijn fiets en vertelde me waar ik naartoe moest ter 'oplering' van de jonkies. Een open veld zonder prikkeldraadomheining had de voorkeur. Elektriciteitspalen en –draden moesten uiteraard gemeden worden. Mijn vader wist precies hoeveel tijd ik nodig had om naar zo'n plek te fietsen, en hij wist precies hoeveel tijd de duiven nodig hadden om weer terug te vliegen. O wee als ze een kwartier eerder of een half uur later thuis kwamen. Lang met iemand staan praten, de duiven dichter bij huis los laten, ook als ik slim dacht te zijn had mijn vader het meteen door. Soms nam ik dat risico op de koop toe want met zo'n duivenkorf op mijn fiets gezien worden door meisjes van mijn leeftijd was het ergste wat me kon overkomen. Als dat gevaar dreigde, waren alle om-, binnen- en sluipwegen goed.

Het duivenhok van mijn vader zaliger.





 

De mooiste nederlaag

Jan Nolten (Sittard, 1930) reed van 1952 tot 1957 bij de profs. Hij kwam uit voor Garin, Mercier-Hutchinson en Locomotief-Vredestein. Hij won twee ritten in de Tour en ééntje in de Giro. Jan Nolten wordt nog altijd gezien als één van de beste Nederlandse klimmers ooit. In de Tour van 1952 schreef hij geschiedenis door als jonkie Robic, Bartali en Giminiani uit de wielen te rijden op de Puy de Dôme. Op de top lag de finish van de 21e etappe. In het zicht van de meet werd hij achterhaald door niemand minder dan Fausto Coppi. Gisteren vond in het Geleense Glanerbrook de presentatie plaats van een boek over Nolten, geschreven door Lean Hodselmans. De titel - De mooiste nederlaag - is ontleend aan een gedicht van mij over Jan en zijn gevecht op de Puy de Dôme. Het boek opent met dat versje. Ik mocht het tijdens de presentatie voorlezen. En niet alleen dat vers: oud-premier Dries van Agt, die niet aanwezig kon zijn, verpakte zijn bewondering voor Jan Nolten in een heus wielergedicht. De mooiste nederlaag is een boek vol schitterende anekdotes uit het wielerleven in de vroege jaren vijftig!

P.S: Op 13 07 14, nog geen maand na de presentatie van het boek, overleed Jan Nolten.




Vennbahn

Veel beschreven en geprezen: de Vennbahn, een fietsroute van 125 km tussen Aken en Troisvierges. Het pad loopt in de bedding van een oude spoorweg langs de Duits-Belgische grens naar Luxemburg. Vanuit Maastricht is het heen en terug 320 km. Paula, haar zus Marjos, Wiel en ik trokken er vier dagen (met drie hotelovernachtingen) voor uit.
De eerste dag liep de weg gestaag, tegen maximaal 3 procent, omhoog. Langs de route staan de overblijfselen van de spoorlijn: stationnetjes, treinwagons, handmatige seinpalen, andreaskruisen. Dag twee stond in het teken van de tegenstellingen. Het onbekommerd fietsen in een prachtige omgeving werd afgewisseld met het ongemak van onverharde wegen. Van het 16 km lange grindpad tussen Waimes en St Vith waren we op de hoogte. De 8 km lange, soms modderige bos- en veldweg tussen Maspelt en Oudler, had ik helaas over het hoofd gezien. Een dag later, op de terugweg, hebben we dat stuk omzeild via de Ravel, de Waalse knooppuntenvariant. Veel klimmen en dalen dus door Ardense dorpjes en bossen. De vierde dag daalden we gestaag met de wind in de rug en in een aanhoudende miezerige regen naar Aken. We hadden ons droog-weer-geluk van de dagen ervoor opgebruikt. Hoewel, eenmaal over de grens begon het zonnetje te schijnen.
Marjos, beginnend fietser, deed het uitstekend. Ze leerde zelfs (zo langzaam mogelijk) bergop fietsen. Ook voor Wiel was het de eerste meerdaagse tocht. Ik vermoed dat hij de smaak te pakken heeft. Paula pedaleerde de hele route met een dusdanig soepele tred dat het Andalusië-verdriet van vorig jaar naar de vergetelheid werd gefietst.


Meer info en foto's



Wind tegen

Enkele maanden geleden heb ik mijn Gazelle Singlespeed ingeleverd tegen een Cube Hyde Pro. De Gazelle reed super maar om het achterwiel eruit te krijgen en de ketting te spannen had ik zoveel materiaal (en kennis c.q kunde) nodig dat ik me na twee lekke banden niet ver meer van huis durfde wagen. De Cube is met zijn dikke banden en ingebouwde nexus-versnelling ideaal voor winter- en slechtweertochten én om de cyclone (fietskar) aan te hangen. Hij trapt wel wat zwaarder, maar dat is goed voor de conditie.
Gisteren zette ik de bagagedrager met fietstassen op de Cube en trok naar Lier voor het jaarlijks etentje met de mannen met wie ik in de jaren zestig van de vorige eeuw op kostschool zat. Op de nieuwbouw in de buitenwijken na, is er niet zo heel veel veranderd in Lier. Door alle renovaties en opknapbeurten is de binnenstad nog fraaier geworden. Aan tafel met de mannen is het altijd weer grappig om te zien hoe verschillend de herinneringen aan dezelfde kostschoolgebeurtenissen zijn. Wat volgens de een in 1963 plaats vond, staat in de hersenen van de ander onder het jaar 1967 opgeslagen. Tijdens zo’n reunie word ik ook grondig bijgepraat over het leven in het land van Bartje de Wever.
Had ik gisteren 110 km (WZW) wind tegen, vandaag, op de terugtocht, waaide de wind vrolijk ONO. Twee keer wind tegen, ook goed voor de conditie.

De Zimmertoren


Wandelen

Vanop het terras van het tegen een rotshelling gelegen vakantiehuis kijk ik uit op Positano en de Middellandse Zee. Het 'stadje met de duizend trappen' ligt aan de prachtige Amalfikust. Ik ben in gezelschap van mijn eega, mijn zonen en hun vriendinnen. Voor één keer hebben we geen fietsen meegenomen of gehuurd. Ik heb zelfs wandelschoenen gekocht. Eergisteren waagden we ons aan het 'Sentiero degli Dei'.  Het 12 km lange 'Godenpad' kronkelt door een rotsachtig landschap van Bomerano naar Nocelle. 'Tussen zee en hemel', omgeven door geuren en kleuren van weelderig groeiende bloemen en kruiden, klauterden we van het ene adembenemende uitzicht naar het andere. Vijf uur zweten & genieten. Vandaag combineerden we op Capri drie wandelroutes die eveneens met veel lof worden aangeprezen. Terecht, zo bewijzen onze foto's! En dan de vraag: had ik niet liever op de fiets gezeten op die bergachtige, vaak smalle maar schitterende kustweg tussen Sorrento en Amalfi? Nee, niet echt, hoewel, het heeft wel wat: al die elkaar soms moeizaam kruisende scooters, auto's en bussen. Het zou een tocht geworden zijn van 80 km fijnstof & getoeter.

De kustweg!

Beroepskeuze

Nu ik toch bezig ben over mijn grootouders… Eind jaren tachtig van de vorige eeuw zond de VPRO de serie 'Een schitterend ongeluk' uit. Wim Kayzer probeerde er achter te komen of en in welke mate gebeurtenissen in de kinderjaren bepalend waren geweest voor de latere beroepskeuze van de geïnterviewden (Oliver Sacks, Stephan Jay Gould, Stephen Toulmin, Daniel C. Dennett, Rupert Sheldrake en Freeman Dyson).
Op 9 maart 1958, ik was net geen zeven, fietste mijn moeder met mij achterop van Godsheide naar het 15 km verderop gelegen Stevoort. Daar lag Mam, mijn grootmoeder van vaderszijde, op sterven. Ik was één van haar petekinderen. Mam lag in een groot bed in een kleine achterkamer. In mijn herinnering houdt ze mijn hand minuten lang vast en kijkt me daarbij indringend aan. Nu nog hoef ik mijn ogen maar te sluiten om haar krijtwitte gezicht weer te zien. We waren nog geen uur thuis toen een buurvrouw mijn moeder kwam halen. Er was telefoon uit Stevoort, mijn grootmoeder was overleden. Was deze gebeurtenis van invloed op mijn latere beroepskeuze? Hoe het ook zij: de vele jaren waarin ik het sterven van (heel veel) oude mensen van heel nabij mocht meemaken, waren de meest boeiende van mijn 'carrière'.
Mijn moeder heb ik overigens zelden op een fiets gezien, ook al zorgde mijn vader er voor dat er altijd een goed lopende Hastos klaar stond voor haar. In haar genen zat, zo vrees ik, iets te weinig liefde voor de fiets.

Peet & Mam

Regiment cyclistes

Zomer 2010. Enkele weken geleden met Paula naar Achel gefietst voor het jaarlijks etentje met mijn broers en zus. Overnacht in een hotel. Achel is de geboorteplaats van mijn moeder. Als kind kwam ik er geregeld bij mijn grootouders. In de woonkeuken hing een grote, ingelijste foto van mijn grootvader. Bompa staat er op als jong soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Het bezoek aan een tante leverde me het emailadres op van de neef die (als naamgenoot van bompa) de foto in zijn bezit heeft. Hij stuurde me een foto van de foto en daar ben ik erg blij mee. In de lijst zijn aan weerszijden van de foto alle onderscheidingen bevestigd die bompa kreeg. Aan de hand daarvan is na te gaan waar hij zoal terug te vinden was in 14-18. Namen als De Medaille van Luik en het IJzerkruis zeggen voldoende. Via een andere neef kreeg ik foto's van enkele documenten. De vuurkaart laat zien in welke periodes bompa in de frontlijn vocht en onder vuur lag, en dat zijn er veel! Informatie kreeg ik eerder via De Achelse Kapetullie, een heemkundeblaadje waarin bompa geïnterviewd werd. Daarin staat o.a. dat hij als lansier meevocht in het De slag der zilveren helmen, het laatste ruitergevecht in Europa. Veel wilde bompa daar niet over kwijt, want het schijnt een uitermate bloedig gevecht geweest te zijn. Zijn eerste contact met de vijand verliep nochtans vredelievend: 'Het gebeurde in Luik, tijdens de eerste oorlogsdagen. Ik moest op patrouille voor mijn eskadron en reed met mijn paard door een holle weg. Na een scherpe bocht stond ik opeens oog in oog met een Duitse paardsoldaat. Hij droeg zijn geweer op z'n rug, net als ik. We keken elkaar een paar tellen aan. Toen liet hij zijn paard draaien. Ik deed hetzelfde. We gingen er allebei vandoor, in de richting van waar we gekomen waren.' Bompa overleed in 1977 in een Hasselts ziekenhuis. De nacht dat dit gebeurde waakte ik samen met mijn vader bij hem. Mijn vader, die in 40-45 in het verzet zat, vertelde me die nacht hoe bij bompa in 1948 om de hand van zijn dochter vroeg. Dat liep een beetje uit de hand want er werd al vlug een fles jenever op tafel gezet om hun oorlogsverhalen door te spoelen. Volgens De Achelse Kapetullie was bompa in de Groote Oorlog ook een tijdje ingedeeld bij een regiment cyclistes. Of het daar iets mee te maken had, weet ik niet, maar volgens mij heeft hij na 1918 nooit meer op een fiets gezeten.

Bompa!







































Wonderen

Bij Brévet International du Grimpeurs (BIG) zijn circa 6800 wielertoeristen aangesloten. Ze proberen zoveel mogelijk heuvels en bergen in heel Europa te bedwingen. Duizend zijn er geselecteerd. Je kunt ook peetvader worden van een klim. Die dient 25 keer opgefietst te worden. Al naar gelang de zwaarte krijgt men daar een jaar, een maand, een week of een dag de tijd voor. Enkele jaren geleden leefde ik me uit op de Gulpenerberg. Vandaag, op deze hoogzomerse 2e april (2014), wil ik 25 keer de Doodeman op, de oostkant van de Keutenberg. Een mens moet wat op zijn oude dag. Gelukkig waait de wind uit het oosten. Dat betekent rugwind bij het klimmen en verkoeling bij het dalen. Ik zal het nodig hebben met dat stuk van 600 meter aan percentages van 11, 16, 13, 9 en 10%. Zonder winkel of café in de buurt zal ik ook zuinig moeten zijn met mijn twee bidonnetjes water. Een week geleden heb ik een rondje van 100 km met 18 hellingen gefietst en dat ging prima. Zodoende begin ik goedgemutst aan de eerste beklimmingen. Ik voel mezelf op geen enkele manier verplicht, als het niet lukt ga ik gewoon naar huis. Na zeven beklimmingen schakel ik naar de allerkleinste versnelling (30x28). Op het gemak naar boven, mijn briefje aftekenen en meteen weer naar beneden. Er moet behoorlijk geremd worden, de klim dankt zijn naam aan een boer die hier ooit met paard en kar verongelukte. Na tien beklimmingen weet ik nog steeds niet of ik het ga redden. Op de steile stukken zakt mijn tempo. In mijn zeventiende klim begin ik tegen 4 km per uur naar het asfalt te kijken. En de verzuring in mijn kuiten blijf ik nauwelijks de baas. Met nog vier beklimmingen voor de boeg dreigt er kramp in mijn tenen en mijn water is zo goed als op. Bij één van de weinige huizen aanbellen durf ik niet, de bewoners verklaren me voor gek als ik vertel waar ik mee bezig ben. Aan de voet van de klim staat een grote kapel ter ere van O.L.Vrouw van Banneux. Ze wordt me steeds meer tot troost. Bij het begin van iedere klim kijkt ze me recht in de ogen. Het lijkt zelfs of ze me bemoedigend toeknikt. Ik zal het me wel verbeelden, maar als ik voor de 25ste keer langs de kapel naar boven fiets, zie ik de H Maagd Maria glimlachen en een duim opsteken. De wonderen zijn de wereld nog lang niet uit.




Wit-zwart gestreept

Het witte shirt met verticale zwarte banen van Giant-Shimano roept herinneringen op aan Carpano, de ploeg die in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw reclame maakte voor vermout. Er fietsten heel wat bekende Belgen en Italianen in die prachtige wit-zwart gestreepte truien: Fred de Bruyne, Gastone Nencini, Imerio Massignan, Martin Van Geneugden, Nino Defilippis, Yvo Molenaers. En dat brengt me naar het begin van de jaren negentig. In het Maastrichtse verzorgingshuis Molenhof verkleedde en presenteerde Albin O, de toenmalige directeur, zich tijdens de Tour een paar keer per week als broer van Mart Smeets. In een druk bezochte recreatiezaal praatte hij telkens een Tour-uurtje aan elkaar. Er werd gequizd door de bewoners, er was muziek en het personeel fietste op rollen. Ik werd geacht bekende coryfeeën uit de streek op te sporen en hun palmares op papier te zetten, zodat Albin alias Bart hen kon interviewen. Sjefke Jansen, Huub Harings, Jan Nolten, Jo Maas, Ad Wijnands, Fred Rompelberg, Fedor den Hertog, Pieter Nassen, Yvo Molenaers: ze kwamen allemaal langs. Met Yvo sprak ik voor de uitzending over de mooie shirts van Carpano. Hij vertelde dat de hoofdzetel van de vermout-producent gevestigd was in Turijn. Toen hij zag dat er bij mij een voetballichtje ging branden, glimlachte hij: ‘Aan de truitjes is duidelijk te zien dat de baas van Carpano een fanatieke supporter van Juventus was.’


De Ronde van Ritz

De betovergrootvader van mijn vrouw werd in 1803 geboren in het Zwitserse Sankt Gallen. Rond 1825 verzeilde hij als huursoldaat in Nederland. Anders dan zijn naam doet vermoeden, was hij geen lid van de fameuze Ritz-dynastie. Mijn schoonouders liggen begraven in Terwinselen, dicht bij een botanische tuin. Hun huwelijk leverde tien kinderen op en die zorgden voor nog ‘ns vijftien nazaten. Voeg daar alle aangetrouwden bij en het kan haast niet anders dan dat er een pelotonnetje racefietsers uit tevoorschijn komt: drie dames en zeven heren, in de leeftijd van 24 tot 65 jaar, wonend in Limburg, Brabant, Gelderland en de Randstad. Bij leven en welzijn fietsen we in mei De Ronde van Ritz, een rondje van 65 km door Zuid-Limburg. Beroemde heuvels komen er niet in voor, wel enkele minder bekende maar daarom niet minder mooie en pittige beklimmingen. Gisteren, het was lente in hartje winter, heb ik het parcours verkend. Ik wil de andere Ritzjes alvast gelukkig maken: het is een toeristisch rondje dat heel geniepig in de benen kruipt.

Botanische tuin Terwinselen

Tineke

Gisteren hebben we Tineke, mijn schoonmoeder begraven. Ze was bijna 96. Na een heel kort ziekbed is ze heel rustig ingeslapen. Eén van de betere manieren om dood te gaan. Bij haar tien kinderen kwamen er desondanks onverwachte emoties los. Tineke kreeg een mooie Gregoriaanse uitvaartdienst in een prachtige basiliek. De preek van de jonge kapelaan ging gelukkig meer over haar dan over God.
Terwijl ik een rondje Mergelland fiets, laat ik Tineke's geest door mijn gedachten waaien. Dat geeft een wonderlijk rustig gevoel.


Mist

We waren dit weekend in een mooi maar mistig Dordrecht. Gisteren kregen we geen Hollandse luchten, geen Hollands licht, geen overkant van de Oude Maas te zien. De uitgebreide stadswandeling en het museumbezoek waren er niet minder om.
Vanmorgen hebben we fietsen gehuurd voor een rondje van veertig kilometer naar en langs de Biesbosch. Veel nevelige weilanden, veel grijze bomenrijen, veel dampig water. Alsof we door een schilderij van een droevige Dordtse meester fietsten.
Op weg naar huis, in de trein, hoorden we van mensen die uit een even somber Utrecht kwamen, dat ze twee uur vertraging hadden. Oponthoud omdat iemand zich voor de trein had gegooid. Op een ander traject scheen hetzelfde te zijn gebeurd.
Soms hangt er te lang te veel mist.


Groet

Vanmiddag ben ik voor het eerst weer met de Bianchi de heuvels in getrokken. Een heerlijk rondje van 65 km gefietst over o.m. de Loorberg, de Camerig en de Cauberg.
Op een binnenweg, alleen bestemd voor fietsers en landbouwverkeer, kwam een lijkwagen me tegemoet. Was de chauffeur het spoor bijster, volgde hij een kortere route omdat hij te laat was voor zijn afspraak in kerk of crematorium? Wie zal het zeggen! Hij stuurde de auto voorzichtig door de berm om plaats te maken. In het voorbij fietsen zag ik een kist en enkele kransen. Voor zover er een dode in de kist lag: ik heb hem of haar netjes gegroet.


Negentienzevenenzeventig

Laatst vroeg iemand wanneer ik mijn eerste gedicht over fietsen c.q. wielrennen heb geschreven. Het moet in 1977 geweest zijn. Roerige tijden waren het! Het gedicht werd eerst gepubliceerd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en later opgenomen in mijn dichtbundeltje Nog een geluk dat het regent. Daar gaan we:

Mergellandroute

Hij ademt mest en vroege bloesem
De herinnering aan zijn vader
zette hem weer op de racefiets
Maar op de eerste heuvels al
begint hij alcohol te zweten
Nicotine wordt losgeweekt
De boeren schrikken van
zijn longen
Hoe mooi
dit zonnig zuiders landschap
waarin hij lijden mag

In die tijd dus!

Tante Irma

Op veel wielerfoto’s met mijn vader duikt altijd dezelfde dame op. Ze slaagt er telkens in naast hem terecht te komen. Haar favoriete pose: met de sacoche stevig onder de arm glimlachend in de lens kijken. Mijn tante Irma, de jongste zus van mijn vader! Ze heeft er heel wat voor over gehad. Want of mijn vader 10, 15 of 25 km van huis koerste, mijn tante ging kijken, op de fiets.
Tante Irma zorgde voor mijn grootouders tot aan hun dood. Daarna, ze was bijna veertig, trouwde ze met een man die even gek van koers was als zij. De zoon die ze kregen, werd Eddy genoemd. Een tweede Merckx zou het niet worden. Eddy bleek geestelijk en lichamelijk zwaar gehandicapt. Hij overleed op zijn zestiende. Mijn tante verzorgde ook hem met veel overgave. Een rustige oude dag was tante Irma niet gegund. Op haar 67ste kreeg ze kanker. Ze stierf na een lang en pijnlijk ziekbed.

Tante Irma en mijn vader.

Tikfout

De lijst met 'wielerdichters' op De wielergedichten wordt almaar langer. Steeds meer dichters verlenen hun medewerking. Vorige week ging Tim Krabbé akkoord met plaatsing van zijn Midi Libre, 9 april 1974. Omdat er verschillende versies in omloop zijn, stuurde hij de enige juiste door. Bij het overnemen van het korte gedicht sloop er een erg vervelende tikfout in het eerste woord. Ook na tien keer controleren had ik niet in de gaten dat er vouw stond in plaats van vrouw. Drie dagen na publicatie werd ik er op geattendeerd door Tim. Ik heb mezelf zo hard voor mijn hoofd geslagen dat mijn pas geopereerd sleutelbeen er uren later nog last van had.


Hastos

In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw hadden mijn ouders een fietsenzaak in Godsheide. Vanaf mijn elfde werd ik tijdens de vakanties regelmatig naar de Gebroeders Verlinden gestuurd. Ze runden in Hasselt een groothandel en fabriceerden hun eigen fietsen onder de merknaam Hastos. Als ik inzoom op Google Satelliet zie ik het gebouw aan de Maastrichterstraat weer liggen. Via een grote poort kwam je op een binnenplaats. Achteraan lag het werkhuis, rechts het magazijn. Daar stond een lange toonbank. Terwijl de gebroeders de bestelling klaar maakten, kon ik me vergapen aan de talloze foto’s van wielrenners die tegen een muur geprikt waren. Een bestelling bestond uit banden, trappers, spaken, zadels, remkabels, smeerolie en noem maar op. Met een nieuw (in bruin papier verpakt) frame over mijn schouder naar het vijf kilometer verderop gelegen Godsheide fietsen, was geen probleem. Volgens mijn vader kon je op een fiets met terugtraprem ook met één hand aan het stuur veilig thuis geraken.
Ik vermoed dat Hastos lang voor de komst van internet ter ziele ging. Meer dan een afbeelding van een balhoofdplaatje is er niet te vinden. De gebroeders Verlinden herinner ik me als gedistingeerde vijftigers. Volgens mij stonden ze met hemd & stropdas achter de toonbank.




















Enige tijd later, op de fiets in Hasselt: mijn herinneringen hebben me niet in de steek gelaten! In de Maastrichterstraat, tegenover de voormalige Post (weerspiegeld in het raam, op de onderste foto).














Operatie geslaagd

Drie uur geleden ben ik van de recovery (uitslaapkamer) terug naar de verpleegafdeling gebracht. Volgens de chirurg - die mooie, attente dame - is de operatie aan mijn sleutelbeen prima verlopen. Alle stukken zitten weer netjes aan elkaar. Ik heb geen redenen om aan haar woorden te twijfelen. Toen ik haar tijdens een voorbereidend poliklinisch gesprek vroeg hoe lang de herstelperiode bij zo'n ingreep duurt, antwoordde ze: 'Fabian Cancellara zat na twee dagen weer op de fiets.' Ik heb haar vanmiddag aan die uitspraak herinnerd. 'Oei,' zei ze, 'ik denk dat ik de hometrainer heb bedoeld.'
Speciaal voor Wiebe (en alle andere artsen): het slagen van de operatie is uiteraard geheel en al te danken aan de deskundigheid van de chirurg en haar team. De kaarsen die ik brandde in de Onze-Lieve-Vrouwe-Basiliek hebben een symbolische functie. Meerdere lezers vroegen zich overigens (n.a.v. een eerder stukje) af hoeveel kerkgangers er gestruikeld zijn over mijn bij de kapeldeur geparkeerde fiets.


Wereldkampioen

Dit jaar is het een halve eeuw geleden dat Benoni Beheyt (na een tumultueuze sprint met Rik van Looy) wereldkampioen werd. Een tijdje terug werd dit herdacht met een tentoonstelling in De Pinte.
De verzameling fietsen, truien, petjes, bidons, bekers, medailles, TV-beelden, foto’s en krantenknipsels is binnenkort ook te zien in het Wielermuseum van Roeselare. In één van de vitrinekasten staat een fotolijst met mijn gedicht over Benoni. Het voelt alsof ik als twaalfjarige op zondag 11 augustus 1963 zelf een beetje wereldkampioen geworden ben.

Klik op foto voor vergroting.

Tragiek

Al fietsend in binnen- en buitenland zie je in ieder gebied gedenktekens langs de weg staan. Met bloemen, een klein monumentje of een kruisbeeld worden verkeersslachtoffers herdacht. Meestal gaat het om kwetsbare weggebruikers, vaak kinderen nog. Als ik zo’n gedenkteken tijdig zie, minder ik wel ‘ns vaart om te kijken om wie het gaat. Tot meer dan wat vluchtig medeleven en mezelf gelukkig prijzen dat het mijn gezin (totnogtoe) bespaard bleef, kom ik doorgaans niet.
Gisteren schrok ik weer even toen ik boven op de Rasberg langs een grote pot met verschillende soorten bloemen reed. Het is de plek waar de veertienjarige zoon van een collega afgelopen winter aangereden werd. Welke impact de dood van een kind op een moeder (en de rest van het gezin) heeft, is af te lezen aan de blik, aan de ogen van mijn collega. Sinds kort is ze weer aan het werk. Hoe ga je om met verdriet waar geen troost voor bestaat?


Aangenaam

Zomer 2013. Het is al weer 43 jaar geleden dat ik als negentienjarige naar Maastricht kwam om in het plaatselijke ziekenhuis een opleiding te volgen. Zes mannen waar ik toen mee optrok tref ik sinds vijf jaar iedere laatste maandagavond van de maand, in café Forum of café de Tribunal. Eén van hen is Dré. Met hem verkende ik begin jaren zeventig van de vorige eeuw de streek van de Amstel Gold Race. Op iedere helling fietste hij me finaal d'eruit. Dat deed hij ook een jaar of tien geleden, toen ik na drie decennia weer ‘ns met hem op pad ging. Gelukkig was ik toen al zo verstandig om overal in mijn eigen tempo naar boven te peddelen. Vandaag wil Dré een kilometer of zeventig het Mergelland in. Hij heeft zijn (overjarige doch goed lopende) fiets een hele tijd niet aangeraakt, maar de laatste maanden draait hij opnieuw zijn rondjes: ‘Ik ga weer overal op de 39x22 naar boven!’ Ik voel de bui al hangen.
Het begintempo is gezapig. Tijd voor gekeuvel en geklets. Tot mijn verbazing hoef ik op de Bemelerberg geen buitensporige moeite te doen om Dré te volgen. Ik hoor hem zelfs zwaar hijgen en dat is nieuw. Ook op de Koning van Spanje en de Schweiberg blijf ik makkelijk naast hem. Ik weet niet wat me overkomt. Ooit zat ik toch kotsend aan zijn wiel? Op de Camerig zit Dré echt af te zien: ‘Pijn in mijn rug, een kilo of vijf te zwaar en lang niet zoveel gefietst als jij.’ Dré wil desondanks toch naar de Huls, al vreest hij daar te breken. Van langzaam bergop fietsen heeft hij nog nooit gehoord. De Sibbergrubbe moet hij met zijn kleinste versnelling te lijf. Nou ja, kleiner dan 39x24 kan hij niet. Ik blijf bij en naast hem. Of dat netjes is, weet ik niet, want ik zit glimlachend te luisteren naar zijn gehijg en gesteun. Die Dré, hoe vaak heeft hij me niet verrot gefietst?
Als we terug in Maastricht zijn, bedanken we elkaar voor de tocht. Dat doe ik meestal met de woorden: ‘Het was mij bijzonder aangenaam.’ Vandaag klopt dat dus (méér dan) helemaal.


Die Dré!

Rondje Haspengouw

Haspengouw, het zuidelijk gedeelte van Belgisch Limburg, staat bekend om zijn akkerbouw en fruitteelt. Een glooiend gebied met een uitgebreid fietsroutenetwerk over smalle betonbanen. Tijd om een rondje (van 100 km) uit te zetten. Ik word vergezeld door schoonbroer Wiel, de man die niet over maar langs alle heuvels fietst. Het zal hem vandaag, zo vrees ik, niet helemaal lukken.
Van Maastricht moeten we naar Veldwezelt en daarna volgt een aaneenschakeling van dorpen en gehuchten met mooie namen, zoals: Membruggen, Genoelselderen, Ketsingen, Bommershoven, Kuttekoven, Vliermaal en Rijkhoven.
Wiel is verbaasd over de schoonheid van het landschap. Dat we enkele keren over een onverhard pad of een kasseistrook worden gestuurd, vindt hij niet erg. Mooi en droog weer is op dit parcours wel een must: de weggetjes vertonen sporen van veelvuldig landbouwverkeer.
Het geaccidenteerd terrein en het voortdurend draaien en keren kosten Wiel beduidend meer energie dan de vlakke rondjes die hij fietst. Máár, het bevalt hem zozeer dat hij zich graag ook een keer aan een tocht met enkele echte heuveltjes wil wagen. Nou, als het Rondje Haspengouw daartoe leidt, moet het echt een heel bijzonder rondje zijn!

De route en enkele foto's

D'r Wiel